
Overlevingsgids voor puppy's (voor de eigenaar)
Tijd om te lezen 76 min
Tijd om te lezen 76 min
Oké, laten we meteen toegeven dat deze gids niet voor de pup zelf is, maar bedoeld is voor jou als toekomstige hondenbezitter. We hebben de gids lang en uitgebreid gemaakt omdat we aannemen dat je nog tijd en concentratie hebt om je voor te bereiden op de komende uitdaging. Wanneer het leven met een pup begint, verandert veel. Als je ervaring hebt met het leven met kinderen, gefeliciteerd, je hebt al veel benodigde vaardigheden. Pak een kop koffie en lees onze gids door zodat je weet hoe je de komende uitdagingen aankunt.
De komst van een puppy in huis is een spannende en vreugdevolle gebeurtenis. De puppytijd met een nieuw gezinslid is echter ook veeleisend – net als een baby vereist een kleine hond 24-uurs zorg en toezicht. Veel nieuwe hondenbezitters kunnen zich uitgeput en gefrustreerd voelen in het dagelijkse leven met een pup, maar je staat niet alleen met je gevoelens: bijna de helft van de hondenbezitters ervaart “puppy blues” – angst, frustratie of vermoeidheid tijdens de puppytijd. Gelukkig wordt het dagelijks leven makkelijker naarmate de pup groeit. Deze uitgebreide gids geeft je de middelen om de puppytijd heelhuids door te komen. We behandelen alle belangrijke aspecten, van het huisvesten van de pup tot training en gezondheidszorg. Achterin de gids vind je ook FAQ (Veelgestelde vragen) met antwoorden op typische problemen in het dagelijkse leven met een pup.
Onthoud dat elke pup en eigenaar uniek zijn. Er is een overvloed aan adviezen en richtlijnen uit verschillende bronnen, en soms kan een nieuwe hondenbezitter zich overweldigd door informatie voelen. Het doel van deze gids is om de belangrijkste adviezen samen te brengen – je hoeft geen perfectie na te streven, het belangrijkste is te zorgen voor de basisbehoeften van de pup, een vertrouwensband op te bouwen en te genieten van de reis. Ontspan, haal diep adem en duik met ons mee in de avonturen van de puppytijd!
Leestijd ongeveer 30 minuten
Voordat de nieuwe pup het huis binnenstapt, is het belangrijk om de omgeving veilig en geschikt voor de pup te maken. Begin met je huis te inspecteren vanuit het “puppyperspectief” – hurk op vloerniveau en kijk wat een nieuwsgierige kleine pup allemaal kan onderzoeken. Verwijder alles wat je niet wilt dat de pup kauwt of wat gevaarlijk kan zijn. Let vooral op het volgende:
Elektriciteitskabels en giftige voorwerpen: Verberg kabels achter beschermlijsten of plak ze tegen de muur zodat de pup ze niet kan knagen. Haal ook alle giftige planten, chemicaliën, medicijnen en kleine voorwerpen van de vloer die de pup zou kunnen inslikken. Veel gewone sierplanten (zoals de kerstster, lelies, klimop enz.) zijn giftig voor honden, dus plaats ze hoog of doe ze weg tijdens de puppytijd.
Waardevolle spullen en textiel: De pup begrijpt niet welke voorwerpen waardevol of belangrijk voor u zijn. Verplaats waardevolle voorwerpen en herinneringen van lage planken. Rol de mooiste tapijten van de vloer, althans tijdens de zindelijkheidstraining – het is makkelijker om plasongelukjes op waardevolle tapijten te voorkomen dan ze achteraf schoon te maken. De pup heeft soms maar seconden nodig in de buurt van een "verboden" meubelstuk of voorwerp om het te beschadigen of te vernielen. Onderschat de nauwkeurig gerichte vernielkracht van deze kleine knagers niet.
Afgrenzing van het appartement: Bedenk van tevoren welke kamers of gebieden u hondvrij wilt houden. Als de pup bijvoorbeeld later ook niet in uw slaapkamer of werkkamer mag komen, begin dan direct bij aankomst van de pup met de routine: houd de deur dicht of gebruik indien nodig een veiligheidshekje om de pup de toegang tot de verboden ruimte te ontzeggen. Consistentie vanaf het begin voorkomt verwarring – de pup begrijpt niet waarom hij nu als kleintje op de bank mag, maar later niet meer. Beslis dus vooraf met het gezin wat toegestaan en verboden is.
Veilige omheining en bench: Overweeg het inrichten van een eigen gebied voor de pup, bijvoorbeeld met een puppyren. U kunt een deel van de kamer of bijvoorbeeld de keuken met een hekje afbakenen als gebied waar de pup verblijft wanneer u deze niet kunt toezien. Ook een open gehouden transportbench of lichte bench kan dienen als eigen nestje voor de pup. In de ideale situatie is de bench een prettige veilige plek voor de pup, waar hij zich kan terugtrekken om rustig te slapen of te eten. Let op dat de bench of omheining nooit als straf mag worden gebruikt, maar als een positieve rustplek. Plaats deze op een plek waar de pup het gezinsleven kan zien (dus niet in isolatie in een opslagruimte), zodat hij zich deel voelt van de roedel. Voor korte tijd helpt de bench of omheining om de pup veilig te houden, bijvoorbeeld wanneer u de deurbel of telefoon moet beantwoorden en niet wilt dat de pup in die tijd in de problemen komt.
Aanschaf van benodigdheden: Reserveer van tevoren alle benodigde spullen voor de puppyperiode. Zo hoeft u niet meteen na thuiskomst van de pup naar de winkel te rennen, maar kunt u zich rustig op de nieuwkomer concentreren. Minimaal heeft u nodig: voer en lekkernijen, eten- en waterbakken, een passende halsband of tuigje en looplijn, een comfortabele hondenmand of andere slaapplek, een paar verschillende speeltjes (bijv. kauwspeeltje tegen tandvlees jeuk, knuffel als troost) en een borstel/kam en nagelschaartje voor verzorging. Daarnaast profiteren veel eigenaren in het begin van plasmatjes (vooral in appartementen), maar hierover meer bij zindelijkheidstraining. Een gedetailleerde boodschappenlijst is bijvoorbeeld te vinden in de gidsen van de Kennelclub “Er komt een pup bij ons” en op de puppy boodschappenlijsten van webshops.
Wanneer het huis pupveilig is, kun je je nieuwe vriend met vertrouwen ontvangen. Reserveer op de dag dat de pup thuiskomt en de dagen daarna ruim de tijd om thuis te zijn – de eerste dagen van de pup in de nieuwe omgeving zijn cruciaal voor het opbouwen van de band en het creëren van een gevoel van veiligheid. Indien mogelijk, neem dan de eerste week of twee vrij of werk thuis.
Wanneer je de pup bij de fokker ophaalt, zorg dan ook dat je zelf goed voorbereid bent op de reis. De terugreis kan voor de pup spannend en zelfs beangstigend zijn: alle vertrouwde dingen – moeder, nestgenoten en de oude omgeving – blijven achter, en de pup wordt vervoerd in een vreemde auto met onbekende mensen. Neem een zachte handdoek of deken mee die je bijvoorbeeld in de reismand of op schoot kunt leggen; deze deken kun je vooraf besproeien met de kalmerende geur van de moeder en pups of met feromonen (bijv. Adaptil-spray). Reis zo dat er altijd iemand naast de pup zit om voor hem te zorgen – een kleine pup mag nooit alleen in bijvoorbeeld de kofferbak van de auto worden achtergelaten. Houd tijdens de rit een ontspannen en rustige houding aan: als de pup huilt of onrustig is, praat dan troostend tegen hem, maar blijf kalm. De eerste autorit is op zich al een grote stap voor de kleintje.
Wanneer je thuiskomt, laat de pup rustig wennen aan de nieuwe omgeving. Veel pups gaan nieuwsgierig de omgeving verkennen zodra de spanning wat afneemt. Je kunt zelf op de vloer gaan zitten op het niveau van de pup en gewoon bij hem zijn, eventueel lekkernijen en lof geven wanneer de pup moed verzamelt om het huis te verkennen. Alle nieuwe geluiden, geuren en voorwerpen maken de pup snel moe – onthoud dus dat de pup ook rust nodig heeft te midden van al dit nieuws. In de eerste dagen is het verstandig om te veel drukte te vermijden: houd de toestroom van bezoekers beperkt en geef de pup en je gezin een paar rustige dagen samen voordat familie en buren komen om de pup te bewonderen. Als er kleine kinderen zijn, leer hen dan in het begin rustig met de pup om te gaan – niet rennen of de pup met geweld oppakken, maar zachtjes op de vloer spelen en de pup ook tussendoor laten slapen.
Eerste ontmoetingen met mogelijke andere huisdieren moeten gecontroleerd verlopen. Als er al honden in huis zijn, wordt een neutrale plek aanbevolen: neem de oude hond eerst mee voor een korte wandeling, terwijl de pup de kamers met de geur van het nieuwe huis kan verkennen zonder de andere hond. Breng daarna de oude hond naar buiten en organiseer de eerste ontmoeting van de honden ontspannen buiten, bij voorkeur beide aan de lijn maar los genoeg zodat ze elkaar rustig kunnen besnuffelen. De meeste volwassen honden accepteren de pup als onderdeel van de roedel – hoewel ze er niet meteen blij mee zijn, verdragen ze het gedrag van de pup meestal verrassend geduldig. Toch is het belangrijk om toezicht te houden en ervoor te zorgen dat de oude hond niet te gestrest raakt: zorg voor een eigen rustige plek waar de pup niet kan storen. Voor katten en andere dieren geldt hetzelfde principe: gecontroleerde korte ontmoetingen, vluchtroutes voor de dieren en veel positieve bekrachtiging (snoepjes, lof) telkens wanneer ze rustig bij elkaar in de buurt zijn.
De regels voor het gezinsleven moeten onmiddellijk worden ingevoerd, zodat de pup vanaf het begin goede manieren leert. Al op de eerste dag kunt u bijvoorbeeld beginnen met het aanleren van de naam van de pup en het komen op roep (meer hierover in de trainingssectie). Spreek ook met de gezinsleden uniforme regels af: als u besluit dat de pup bijvoorbeeld niet op de bank of in de slaapkamer mag komen, houd dan deze lijn al aan als pup, hoe lief hij ook naast u wil slapen. Hetzelfde geldt voor bijtgedrag, bedelen en andere opvoedingszaken – bepaal wat is toegestaan en wat niet, en wees consequent. Consistentie en anticipatie zijn cruciaal in de opvoeding. Het is veel gemakkelijker om ongewenst gedrag te voorkomen dan het achteraf te corrigeren. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat wanneer u verleidingen wegneemt (schoenen opbergen, vuilnisbak met deksel) en toegestaan speelgoed (speeltjes, kauwbotten) aanbiedt, de pup zelden de kans krijgt om ondeugend te zijn.
Tip: Veel fokkers geven de pup vertrouwd voedsel mee en bijvoorbeeld een deken met de geur van de moeder en het nest. Maak hier gebruik van: houd het voedsel in het begin hetzelfde (zie voeding hieronder voor meer details) en leg de deken uit de puppyren op de slaapplek van de pup om veiligheid te bieden in het nieuwe huis.
De eerste nacht in een nieuw huis is meestal spannend voor de puppy (en een beetje voor de eigenaar ook!). De puppy kan 's nachts om zijn heimwee huilen, wat volkomen begrijpelijk is – het is misschien voor het eerst in zijn leven dat hij gescheiden is van zijn roedel. De algemene aanbeveling is om een kleine puppy de eerste nachten niet alleen in een aparte ruimte te laten slapen. De veiligste oplossing is om het slapen zo te regelen dat de puppy dicht bij een mens is: je kunt bijvoorbeeld het puppybed in de slaapkamer naast je bed zetten, of zelf in de woonkamer naast de puppy gaan slapen voor de eerste paar nachten. Als de puppy later in een andere kamer moet slapen, kun je hem geleidelijk aan afstand laten wennen – bijvoorbeeld de eerste nacht op een matras naast de puppy, de volgende nacht een paar meter verderop op de bank, en dan naar je eigen kamer verhuizen als de puppy al gewend is aan de geluiden van het nieuwe huis. Je kunt ook de slaapkamerdeur openhouden en een puppyren of transportbox bij de deur zetten, zodat de puppy hoort en ruikt dat je dichtbij bent.
Nachtelijke ontwakingen: Een jonge puppy kan fysiek niet lang zijn plas ophouden, dus wees voorbereid op één of twee nachtelijke ontwakingen in het begin. De puppy kan midden in de nacht moeten plassen – als hij onrustig jankt, neem hem dan op schoot en breng hem rustig en kalm naar buiten. 's Nachts is het niet verstandig om te spelen of te veel tegen de puppy te praten. Je kunt bijvoorbeeld gewoon rustig buiten staan en wachten tot de puppy zijn behoefte doet, waarna je stilletjes teruggaat om te slapen. Communicatie in het donker en stilte wordt tot een minimum beperkt zodat de puppy leert dat de nacht bedoeld is om te slapen. Soms wordt gezegd dat de puppy wel 's nachts gewekt moet worden om naar buiten te gaan, maar dat is niet noodzakelijk: frequente uitlaatrondes overdag zijn meestal voldoende om zindelijkheid te leren, mits ongelukjes netjes worden opgeruimd (hierover later meer). Vaak past de puppy zich binnen een paar weken zo aan dat hij 's nachts minstens 6–7 uur achter elkaar slaapt.
Puppy huilt 's nachts, wat te doen? Als/wanneer de puppy in de eerste nachten jankt, is het belangrijkste om zachtjes je aanwezigheid te tonen zonder dat het een uitbundige speelsessie wordt. Je kunt je hand naar de puppy uitsteken zodat hij je geur en warmte voelt. Veel puppy's kalmeren als ze zich kunnen oprollen tegen bijvoorbeeld een menselijk lichaam of op voeten kunnen slapen – je kunt dit toestaan, maar wees erop voorbereid dat het wennen aan een eigen bed dan geleidelijk moet gebeuren. Als je vanaf het begin besluit dat de puppy niet in bed of op de bank mag slapen, wees dan consequent, ook al doet het pijn om het kleine gehuil te horen. Je kunt naast het puppybed zitten, rustig aaien en op een lage toon troostend spreken. Meestal kalmeert de puppy zodra hij voelt dat hij niet alleen is. Raak echter niet enthousiast en ga niet vrolijk kletsen of spelen in het donker – anders leert de puppy dat hij 's nachts aandacht krijgt en blijft hij eisen stellen.
Nacht- en dutjes: De puppy heeft enorm veel slaap nodig ter ondersteuning van zijn groei – typisch slaapt een puppy van 0–6 maanden 18–20 uur per dag. Dit is voor velen een verrassing! Vaak wordt gezegd dat de dagen van een puppy bestaan uit "ravotten, eten, slapen"-cycli, wat een treffende beschrijving is. Zorg er dus voor dat de puppy overdag voldoende kan slapen, omdat alle nieuwe ervaringen zijn hersenen en lichaam belasten. Zorg voor een rustige slaapplek waar hij niet gestoord wordt: bijvoorbeeld een hoekje in de woonkamer waar je een comfortabel bedje of deken neerlegt. Veel puppy's houden van een wat holachtige slaapplek, zoals een bedje onder een tafel of stoel. Je kunt de puppy ook wennen aan een lichte bench met de deur open, zodat hij daar zijn eigen rust kan vinden. Het is belangrijk dat de kinderen (en ook volwassenen!) in het gezin geduld hebben en de puppy ongestoord laten slapen. De puppy kan overdag zelfs wel twee uur achter elkaar diep slapen – benut die tijd ook om zelf te rusten als je 's nachts wakker bent geweest. Voldoende slaap is essentieel voor de groei, het leren en de stemming van de puppy. Je zult het verschil in gedrag zeker merken: een vermoeide puppy is prikkelbaar en drukker, terwijl een goed uitgeruste puppy beter kan concentreren en leren.
Samenvattend: maak de eerste nachten van de puppy zo veilig en zacht mogelijk. Houd het ritme rustig, wees aanwezig, maar maak je niet te veel zorgen als er 's nachts wat gejank te horen is. Na een paar nachten slaapt de nieuwe aanwinst waarschijnlijk al vertrouwder.
Het dagelijkse leven van een puppy bestaat uit terugkerende routines die helpen om in de basisbehoeften van de puppy te voorzien. Een dag bestaat meestal uit afwisselingen van eten, uitlaten, spelen/leren en slapen. Een consequente dagritme helpt zowel de puppy als de eigenaar – wanneer de dagelijkse routine zich vestigt, voelt de puppy zich veilig en leert hij te anticiperen op wanneer het etenstijd is, wanneer er wordt uitgelaten, enzovoort. In deze sectie behandelen we drie belangrijke onderdelen van het dagelijkse leven van een puppy: voeding, uitlaten (inclusief zindelijkheid) en rust overdag.
De juiste voeding is van levensbelang voor de groei en het welzijn van de puppy. Veel fokkers geven bij de puppydoos vertrouwd voer voor een paar dagen – gebruik dit voer eerst, zodat er naast de verandering van omgeving niet meteen een verandering in dieet is. Als je van merk wilt wisselen, doe dit dan geleidelijk door het nieuwe voer ongeveer een week lang door het oude te mengen, want een plotselinge verandering kan diarree veroorzaken. Het voer voor de puppy moet volledig en uitgebalanceerd zijn, speciaal voor een groeiende hond: de voedingsstoffen die een puppy nodig heeft (eiwitten, vetten, vitaminen en de juiste calcium-fosforverhouding) verschillen van die van een volwassen hond. Kies dus een kwalitatief hoogwaardig puppy droogvoer of natvoer waarop staat dat het geschikt is voor puppy's (en bij voorkeur ook voor het verwachte volwassen gewicht van de puppy – er zijn verschillende puppyvoeders voor grote en kleine rassen). Als je deels met zelfbereid voer of rauw voer wilt voeden, raadpleeg dan deskundigen om een uitgebalanceerd dieet te garanderen. Voor beginners is kant-en-klaar volledig voer meestal het gemakkelijkst. Water moet altijd vers beschikbaar zijn, en de puppy weet meestal zelf wanneer hij moet drinken.
Voedingsfrequentie: Een kleine puppy heeft meerdere maaltijden per dag nodig, omdat zijn maag klein is maar zijn energiebehoefte groot. De algemene richtlijn is dat een puppy van 7–8 weken oud die net bij de moeder weg is, 3–4 keer per dag eet, ongeveer om de 4 uur. In de praktijk bijvoorbeeld 's ochtends, 's middags, in de namiddag en 's avonds. Rond de leeftijd van 4 maanden kan het aantal porties worden verminderd tot drie keer per dag (ochtend, middag, avond) en rond 6–7 maanden tot twee keer per dag (ochtend en avond). De meeste honden gaan als volwassen hond over op 1–2 maaltijden per dag; veel eigenaren geven ook volwassen honden twee maaltijden om spijsverteringsproblemen te voorkomen, hoewel een volwassen hond in principe ook met één grotere maaltijd per dag toe kan. Houd de voedingsroutine zo regelmatig mogelijk – puppy's waarderen voorspelbaarheid. Bied de maaltijden op dezelfde tijden aan en laat de kom ongeveer 10–15 minuten staan. Als de puppy niet alles opeet, haal dan de kom weg en bied het bij de volgende maaltijd opnieuw aan. Traktaties en trainingsbeloningen horen natuurlijk ook bij het puppyleven, maar houd de hoeveelheid redelijk: het wordt aanbevolen dat traktaties maximaal ~10% van de dagelijkse totale calorieën uitmaken, zodat de puppy niet aankomt. Je kunt de dagelijkse hoeveelheid voer iets verminderen als je veel traktaties geeft tijdens de training.
Houd de lichamelijke conditie van je pup in de gaten. De pup mag stevig groeien maar niet te dik worden: de ribben moeten net voelbaar zijn onder een dun vetlaagje. Tijdens de groeiperiode zien pups er vaak slank uit met lange poten ("hondenlelijke puberteit" is een volkomen normale fase), maar als je onzeker bent over het gewicht of de hoeveelheid voeding, vraag dan gerust advies aan een dierenarts of fokker. De eetlust van de pup kan per dag verschillen. Als de pup plotseling steeds zijn eten laat staan, controleer dan of de portie niet te groot is en of de pup niet te veel tussendoortjes krijgt gedurende de dag. Braken op een lege maag (gele schuim, meestal 's ochtends) kan een teken zijn van te lange tussenpozen tussen de maaltijden – in dat geval ga terug naar een vaker voedselschema.
Vanaf het begin meteen naar buiten oefenen: Veel beginnende eigenaren vragen zich af of het veilig is om een kleine pup mee naar buiten te nemen voordat de vaccinaties volledig zijn. Het antwoord is ja – het is aan te raden de pup meteen te laten wennen aan het buiten zijn, en de zindelijkheidstraining begint vanaf de eerste dag. Hoewel de vaccinatiebescherming nog niet volledig is, kan de pup toch veilig buiten zijn op plekken met een laag risico. Vermijd alleen gebieden waar veel niet-gevaccineerde honden of hun uitwerpselen aanwezig zijn (bijv. hondenparken zijn geen goede plek voor de gezondheid en ontwikkeling van een jonge pup). Je eigen tuin, de voortuin, bospaadjes en bekende hondenmaatjes zijn goede plekken om ook een pup jonger dan 12 weken mee naar buiten te nemen.
Oefenen met plassen en poepen: Zindelijkheid kost tijd, geduld en zeer frequente buitenuitjes in de beginfase. De richtlijn is dat de pup altijd naar buiten wordt gebracht wanneer hij wakker is geworden, gegeten heeft of even gespeeld heeft. In de praktijk moet de pup in de eerste weken om de paar uur buiten worden gelaten wanneer hij wakker is, zelfs vaker. Hoe vaker je de pup de kans geeft zijn behoefte op de juiste plek (buiten) te doen, hoe groter de kans op succes en hoe sneller de pup het idee begrijpt. Buiten kan het even duren voordat de pup zijn behoefte herinnert, omdat hij allerlei geuren en prikkels moet onderzoeken – wees dus geduldig en geef het tijd. Wanneer de pup uiteindelijk buiten plast/poept, prijs hem uitbundig en geef direct een traktatie als beloning. Je kunt ook een commando koppelen aan de handeling (bijv. “plas doen”), dat de pup later zal leren associëren met het doen van zijn behoefte. Overdreven prijzen kan gek aanvoelen midden in de nacht in de achtertuin, maar het werkt echt – de pup leert dat buiten zijn behoefte doen gewenst is en een prettige uitkomst (beloning) oplevert.
En wat dan met ongelukjes binnenshuis? Die komen zeker voor bij elke puppy-eigenaar – raak niet ontmoedigd. Het belangrijkste is om de plas en poep neutraal schoon te maken, zonder de puppy te berispen. Duw nooit het gezicht van de puppy in de plas of schreeuw tegen hem – hij begrijpt niet waarom je boos bent, maar leert misschien alleen om zijn behoefte voortaan te verbergen. Als je je puppy op heterdaad betrapt binnenshuis, kun je zachtjes onderbreken (“oeps, we gaan naar buiten”) en de puppy naar buiten dragen om de rest op de juiste plek te doen. Maak de binnengekomen ongelukjes schoon met bijvoorbeeld een enzymatisch reinigingsmiddel dat geurresten effectief verwijdert (in dierenwinkels zijn speciale schoonmaakmiddelen voor dit doel verkrijgbaar). Gewone schoonmaakmiddelen of azijn maskeren de geur mogelijk niet voor de scherpe neus van de puppy.
Pee-pads: In sommige gevallen wordt zindelijkheidstraining ondersteund door het gebruik van kranten of pee-pads binnenshuis. Bijvoorbeeld in hoge appartementen kan dit in het begin praktisch zijn, wanneer de puppy simpelweg niet op tijd buiten kan komen. Als je pads gebruikt, plaats ze dan in de hal of op één plek, en leid de puppy daar naartoe om zijn behoefte te doen. Probeer echter zo snel mogelijk over te gaan op buiten zindelijkheid. Hoe meer de puppy leert dat het binnenshuis toegestaan is om te plassen (zelfs op de pad), hoe moeilijker het later kan zijn om te begrijpen waarom plassen binnenshuis niet meer mag. Velen geven de voorkeur aan direct naar buiten gaan en laten de pads achterwege – kies de methode die het beste bij jullie thuis past.
Wanneer is een puppy volledig zindelijk? Er is veel individuele variatie. Een kleine puppy (onder de 3 maanden) kan fysiologisch gezien niet langer dan een paar uur ophouden, en veel honden worden pas rond de leeftijd van 10–12 maanden volledig zindelijk. Sommige sneller, andere langzamer. Maak je dus geen zorgen als er nog af en toe plasjes zijn op een leeftijd van een half jaar – dat is normaal. Geduld en consequente begeleiding leveren uiteindelijk resultaat op. De puppyperiode is slechts een fase, en zindelijkheid is een van de grote lessen voor ons mensen op het gebied van geduld.
De pup zit vol energie in korte uitbarstingen, maar vergeet niet dat hij nog een kind is. Wat beweging betreft is kwaliteit belangrijker dan kwantiteit. Een pup jonger dan een half jaar mag niet te zwaar fysiek belast worden, omdat zijn skelet en gewrichten zich nog ontwikkelen. Vermijd daarom lange wandelingen, zwaar springen of het op en neer lopen van trappen – dit belast de groeiende gewrichten. Als richtlijn wordt vaak de zogenaamde 5-minutenregel gebruikt: voeg voor elke maand leeftijd 5 minuten wandeltijd toe. Dus een pup van 2 maanden ~10 min aaneengesloten wandeling, 3 maanden ~15 min, 6 maanden ~30 min. Dit zijn echter richtlijnen – het belangrijkste is de pup goed te observeren. Beweging voor pups is vaak speels bezig zijn en de omgeving verkennen, niet doelbewust kilometers maken. Korte wandelingen meerdere keren per dag zijn beter dan één marathonwandeling. De pup raakt snel moe: veel pups van 2–3 maanden vallen al in slaap na een wandeling van een paar honderd meter. Neem hem dan op schoot en draag hem naar huis – de pup mag niet overbelast raken, want anders kan hij negatieve ervaringen met buiten zijn krijgen. Onthoud dat het skelet van de pup nog maanden doorgroeit, dus pas rond de leeftijd van ongeveer een jaar (bij grote rassen zelfs 1,5 jaar) is je hond klaar voor echt lange wandelingen. Alles op zijn tijd!
Wat voor soort beweging is dan aan te raden voor de pup? Vrij rondrennen op een zachte ondergrond is de beste mogelijke beweging voor een kleine pup. Wanneer de pup in het bos of in de tuin zelf het tempo mag bepalen – rennen, kleine rotsen beklimmen, graven, dartelen – ontwikkelt zijn motoriek zich vanzelf en worden de spieren veelzijdig versterkt. Bosgrond met wisselende ondergronden ontwikkelt het evenwicht en de coördinatie veel beter dan wandelen op asfalt. Natuurlijk vereist vrij rondlopen een veilige plek en wat training voor het komen op commando (we behandelen het komen op commando in het trainingsgedeelte). Als vrij buiten zijn niet mogelijk is, probeer de pup dan op verschillende plekken uit te laten: op gras, in het park, op zandpaden.
De inhoud van het buiten zijn is belangrijker dan de duur. Maak gebruik van de natuurlijke nieuwsgierigheid en het enthousiasme van de pup om te verkennen. Laat hem alles ruiken: grassprieten, stenen, de brievenbus van de buurman. De wereld is een enorme zintuigenexplosie voor de pup, en een langzame wandeling aan de lijn waarbij alle geuren worden onderzocht is mentaal vermoeiender (en bevredigender) voor de pup dan een lange ren zonder geurmogelijkheden. Je kunt denken dat elk nieuw element in de omgeving deel uitmaakt van socialisatie en gewenning (waarover meer in het volgende hoofdstuk). De pup leert tijdens het buiten zijn de geluiden van de stad, het voorbijrazende verkeer, voorbijgangers en honden kennen – dit zijn allemaal belangrijke ervaringen.
Tijdens het uitlaten vindt dus zowel beweging als training plaats (zindelijkheid, contactwandelen, komen op roep, enzovoort). Vergeet echter ook niet rust na de wandelingen: een kleine pup kan na elke buitensessie lange dutjes nodig hebben om te herstellen van de ervaringen. Te veel activiteit zonder ontspanning kan de pup oververmoeid maken, wat zich vaak uit in hyperactiviteit en bijten. De pup kan zichzelf niet altijd kalmeren, dus het is de taak van de eigenaar om de dag te structureren – rustig thuiskomen van buiten en een momentje om een snoepje te zoeken of op een kauwbot te kauwen kan helpen om de spanning te verminderen voor het slapen.
Wat als de pup nog niet naar buiten wil? Sommige pups zijn in het begin bang om naar buiten te gaan (vooral in de winter kan de koude grond spannend zijn). Dwing de pup de eerste dagen niet ver van huis te gaan. Je kunt prima de behoefte doen in de tuin en dan weer naar binnen gaan: het belangrijkste is dat naar buiten gaan een positieve ervaring is. Je kunt de pup een stukje van de voordeur dragen en hem dan op de grond zetten – vaak gaat de terugweg dan vlotter omdat de richting naar veiligheid wijst. Probeer ook verschillende tijden van de dag uit. Pups worden vaak snel moediger naarmate ze ouder en nieuwsgieriger worden. Na een paar weken wennen houden velen het zo van naar buiten gaan dat ze bijna aan de lijn trekken – vanaf dat moment begint het echte aanleren van het lijnlopen.
Samenvatting van beweging: Laat de pup veel vrij spelen en onderzoeken in een veilige omgeving, zorg ervoor dat hij zichzelf niet kan verwonden (geen hoge sprongen, geen uitputtende inspanning), en houd de wandelingen pupachtig kort maar interessant. Als je in gedachten houdt dat elke buitenactiviteit ook een trainingsmoment en avontuur is vanuit het perspectief van de pup, zullen zowel de bewegings- als de leerdoelen op natuurlijke wijze worden bereikt.
Socialisatie betekent het systematisch wennen van een pup aan verschillende omgevingen, mensen, dieren en prikkels tijdens zijn gevoelige ontwikkelingsperiode. De belangrijkste socialisatiefase van een puppy valt ongeveer tussen de 3 en 14 weken, waarvan ongeveer de helft meestal bij de nieuwe eigenaar is (de pup komt meestal thuis rond 7–8 weken oud). Deze paar weken zijn van onschatbare waarde: de pup staat nieuwsgierig en onbevangen tegenover alles wat nieuw is, dus dit is het moment om hem de wonderen van de wereld te laten zien. Houd tegelijkertijd in gedachten dat een kleine pup elke dag rust nodig heeft – niet alles moet en kan in één keer worden opgenomen. Vervolgens bespreken we hoe je het socialisatieproces het beste kunt aanpakken.
Vaccinaties en de buitenwereld: Zoals eerder vermeld hoeft de pup niet binnen te worden gehouden terwijl hij op vaccinatiebescherming wacht – integendeel, een pup die binnen vier muren opgroeit mist onschatbare ervaringen. Onderzoek toont aan dat de antistoffen die de pup van de moeder krijgt meestal bescherming bieden tot twaalf weken, waarna de vaccinaties beginnen. Dit betekent dat een pup van 8-12 weken andere honden gecontroleerd kan en mag ontmoeten. Kies echter verstandig de hondenmaatjes: bij voorkeur een bekende, gezonde en gevaccineerde volwassen hond die bekend staat als vriendelijk voor pups. Bijvoorbeeld de rustige volwassen hond van de buurman of een pup van dezelfde grootte van een vriend zijn goede speelmaatjes. Hondenparken raad ik niet aan met een heel jonge pup – daar is zowel een risico op ziektes als op slechte ervaringen als grote vreemde honden de pup afschrikken. Als u hondcontacten wilt bieden, is het beter eerst één-op-één spelletjes met bekende honden te organiseren. Later, als de pup moedig is en alle vaccinaties heeft gehad, kunt u ook het hondenpark proberen, maar onder toezicht en buiten de drukke tijden.
Verschillende mensen: Het is aan te raden de pup te laten wennen aan allerlei mensen – grote, kleine, mannen, vrouwen, mensen met verschillende kledingstijlen. Zorg er echter voor dat de ervaringen positief zijn. Nodig rustig en apart gasten uit: bijvoorbeeld kinderen van verschillende leeftijden, mannen met baarden, personen met hoeden, enzovoort. Al deze mensen zien er voor de pup anders uit. Vraag de gasten de pup een traktatie te geven en te aaien als de pup naar hen toe komt. Als de pup terughoudend is, dwing hem dan niet op schoot – de gast kan op de grond gaan zitten en wachten tot de nieuwsgierigheid overwint. Geleidelijk groeit het zelfvertrouwen van de pup. Ook buiten komt de pup allerlei mensen tegen: schrik niet als de pup in de tram blaft naar een oma met een rollator – dat is gewoon nieuw. Probeer neutraal te reageren, praat vrolijk tegen de pup en geef het goede voorbeeld dat er niets engs is aan vreemde mensen.
Verschillende dieren: Het is het meest waarschijnlijk dat uw pup tijdens zijn leven katten, paarden of misschien konijnen uit de buurt zal tegenkomen. Als u een eigen kat heeft, begin dan vroegtijdig met gecontroleerde kennismaking – bijvoorbeeld de kat in een eigen kamer achter een poort, eerst ruikend door de deur. De pup kan aan de lijn een paard van voldoende afstand zien, zodat hij aan het grote viervoetige dier kan wennen. Natuurlijk kunt u niet alles van tevoren laten zien (het heeft geen zin om de pup naar de dierentuin te brengen om een tijger te ruiken – die zal hij waarschijnlijk niet nog eens tegenkomen in zijn leven), maar het is goed om de typische diersoorten uit uw eigen leefomgeving te introduceren. Een pup die op het platteland opgroeit, zou bijvoorbeeld koeien of schapen achter een hek moeten zien, terwijl een stads-pup andere honden en misschien konijnen van een afstand kan zien. Het doel van socialisatie is dat de pup leert verschillende wezens als een normaal onderdeel van het leven te beschouwen en niet schrikt als hij ze later tegenkomt.
Omgevingen en plaatsen: Probeer de pup geleidelijk aan verschillende plaatsen te laten wennen. In het begin zijn natuurlijk de eigen tuin en de nabije straten vertrouwd, maar zodra de pup moediger wordt, kun je kleine uitstapjes maken naar verschillende omgevingen: het bos, het strand, rustige winkelcentra, de rand van een hondentrainingsveld om te kijken, het stadscentrum (door op te tillen in de armen of in een tas als het druk is), enzovoort. Habituatie betekent wennen aan prikkels uit de omgeving – de pup leert dat auto's brommen, fietsen zoeven, treinen klinken, stofzuigers lawaai maken. Dit soort dingen is het waard om te oefenen. Laat de pup eerst van een afstand observeren: bijvoorbeeld de stofzuiger eerst uitgeschakeld, dan kort aan in een andere kamer, langzaam dichterbij. Als de pup bang is voor een apparaat of geluid, verhoog dan de afstand en beloon – je kunt bijvoorbeeld spelen op een korte afstand terwijl de stofzuiger draait, zodat de pup merkt dat het apparaat niet gevaarlijk is. Hetzelfde geldt voor verkeersgeluiden: zit rustig op een plek en laat de pup kijken, beloon met kleine traktaties als er een vrachtwagen voorbijrijdt, enzovoort. Al snel wordt het een alledaags achtergrondgeluid.
Speelafspraken en puppycursussen: Socialisatie omvat ook het leren van de eigen taal van honden. Een pup leert het beste de lichaamstaal en sociale vaardigheden van honden door met andere honden te spelen. Zorg dus voor geschikte speelmaatjes – bijvoorbeeld de pup van een vriend of een evenwichtige volwassene die met de pup kan spelen (natuurlijk onder toezicht). Een goede tip is om deel te nemen aan een puppy cursus, die door hondenscholen worden georganiseerd. Tijdens de puppy cursus krijgt je hond zowel belangrijke training (basisvaardigheden) als contact met andere pups van dezelfde leeftijd in een veilige omgeving. Bovendien krijg je zelf vertrouwen in trainingszaken. Vaak beginnen puppy cursussen rond de leeftijd van 3–4 maanden, wanneer de pup ten minste de eerste vaccinaties heeft gehad – controleer het aanbod bij lokale hondenscholen.
Ontspanning tussen nieuwe ervaringen: Een belangrijk onderdeel van socialisatie is ook het leren van herstel aan de pup. Neem na elk nieuw avontuur een pauze. Als je maandag in de stad bent geweest, houd dan dinsdag wat rustiger als een dag thuis. Een kleine pup heeft niet nodig elke dag een nieuwe bijzondere activiteit buiten het huis. In feite kan te veel programma stress veroorzaken bij de pup, wat zich ophoopt als oververmoeidheid of angst. Kwalitatieve ervaringen zijn belangrijker dan kwantiteit. Een paar minuten per keer is voldoende om een nieuwe vaardigheid te oefenen. Geniet dus van nieuwe ervaringen met je pup, maar vergeet ook niet te ontspannen en op te laden.
Een van de meest voorkomende uitdagingen voor nieuwe eigenaren is het bijten van de puppy. De naaldscherpe kleine tandjes dringen pijnlijk in de huid, en velen raken in paniek: Geen paniek – vrijwel alle pups bijten, meer of minder. Bijten is natuurlijk voor de pup, omdat hij zijn mond gebruikt om te spelen, de omgeving te verkennen en de jeuk van het wisselen van tanden te verlichten. Hieronder leggen we uit hoe dit gedrag in de juiste richting kan worden gestuurd.
Waarom bijt de pup? Bijten kent verschillende nuances: de pup kan ruw spelen door in handen of broekspijpen te bijten, hij kan protesteren door te kauwen als hij wordt tegengehouden iets te doen, of hij kan gewoon alles kauwen om de jeuk van het doorbreken van tanden te verlichten. Allereerst zorg ervoor dat de pup altijd toegestane kauwspeeltjes binnen handbereik heeft. Rubber- of touwspeeltjes, kauwbeenderen of bevroren doeken bieden toegestaan kauwplezier, en vaak pakt de pup die graag als ze interessanter zijn dan menselijke tenen. Zorg dus voor een "speelgoedzee" thuis – zoals humoristisch wordt gezegd in de Kuono.fi pupgids, zou er zoveel speelgoed en toegestane kauwdingen op de vloer moeten liggen dat mensen er bijna over struikelen. Zo wordt de kans groter dat de pup het toegestane voorwerp pakt in plaats van het verboden.
De bijtrichting veranderen: Wanneer de pup tijdens het spelen in je hand bijt, stop dan het spel onmiddellijk, laat zien dat het pijn deed (je kunt bijvoorbeeld kort "au!" roepen) en trek je hand weg. Stop tegelijkertijd alle aandacht voor even. Dit geeft het signaal dat te hard bijten het leuke spel stopt. Wacht een paar seconden en bied dan een speeltje aan de pup aan – wanneer hij het pakt, prijs hem en ga verder met spelen met het speeltje. Zo leert de pup dat menselijke huid geen kauwspeeltje is, maar dat hij zijn eigen speeltjes wel mag kauwen. Wees consequent: elke keer dat de pup in de hand of enkel bijt, is het spel meteen voorbij. Alle gezinsleden moeten dezelfde lijn volgen, zodat de pup niet in de war raakt. Vooral met kinderen is het belangrijk dit te oefenen. Kinderen schreeuwen en zwaaien vaak, wat de pup alleen maar meer opwindt – leer de kinderen ook dat de beste manier is om stil te blijven staan en de kamer even te verlaten als de pup te wild wordt.
Help de pup kalmeren: Pups hebben vaak wilde “avonduurtjes”, waarbij het er heftig aan toe gaat en tanden op alles bewegends worden gebruikt. In zulke momenten is de eerste overlevingsstrategie om zelf even uit het vuurlinie te stappen om de situatie te kalmeren. U kunt bijvoorbeeld achter een poort naar een andere kamer gaan voor een paar minuten of de pup even in zijn eigen omheinde/bench-ruimte zetten met een kauwbot. Het doel is niet straffen, maar beide partijen een korte time-out geven. Vaak is hyperactiviteit ook vermoeidheid – veel pups zijn het meest druk vlak voor het in slaap vallen. Dan is de oplossing eenvoudig: neem de pup op schoot en laat hem rusten. Vaak verandert een beetje gepruttel binnen enkele minuten in een tevreden slaapje zodra de pup kalmeert.
Nooit fysieke straf: Hoewel bijtende tanden frustrerend zijn, vermijd het om de pup hardhandig te straffen. Schreeuw niet, sla niet, verstik of schud de pup niet aan de nek – dit kan de pup bang maken of ertoe aanzetten zich te verdedigen. Sterke straffen kunnen ook het vertrouwen schaden. Onderzoek toont aan dat honden het beste leren door beloning en dat ongewenst gedrag verdwijnt als het niet beloond wordt (in dit geval is het wegnemen van aandacht op zich al straf). Zachte consistentie wint. Onthoud: deze bijtfase duurt niet eeuwig! Wanneer de pup zijn tanden wisselt en leert wat hij mag bijten en wat niet, wordt de situatie al binnen enkele maanden makkelijker.
Kauwen op meubels en spullen: Vaak zijn ook huiselijke voorwerpen het doel van het kauwen – stoelpoten, vloerkanten, schoenen... Hier geldt grotendeels dezelfde preventie als hierboven: houd verboden spullen buiten bereik en geef de pup veel toegestaan kauwmateriaal. Als de pup per se op het verkeerde doelwit blijft kauwen (bijv. een elektriciteitskabel), kunt u een spray met een bittere smaak op de kabels proberen. Deze zijn verkrijgbaar bij dierenwinkels – het zijn stoffen die honden vies vinden. Niet alle pups schrikken er echter van. Een betrouwbaardere methode is de pup in de gaten houden en altijd onderbreken zodra hij aan iets verbods begint te knagen: geef meteen een toegestaan speeltje en prijs de pup als hij daarop kauwt. Na verloop van tijd leert de pup welke voorwerpen tot zijn “kauwklasse” behoren. Toch, eerlijk gezegd, gebeuren er in bijna alle pupgezinnen wel wat schade – om een bekend gezegde te citeren: “de hond is een roedeldier, en de pup is een vernieler”. Een klein tandafdrukje in een meubelhoek of een gescheurde sok hoort erbij. Met de juiste begeleiding voorkom je echter grotere rampen en kun je je huis heel houden.
Spelen met speelgoed: Moedig de pup aan om met je te spelen met speelgoed, zodat hij zijn energie kan ontladen op toegestane manieren. Trektrekspelletjes zijn favoriet bij veel pups – met een lang zacht touw kunnen jullie een trekwedstrijd doen. Laat de pup af en toe winnen, zodat zijn zelfvertrouwen groeit. Je kunt leren het speelgoed te wisselen voor een traktatie, zodat de pup ook zijn buit loslaat indien nodig (bijvoorbeeld je zegt "los" en biedt een snoepje aan, waarna de pup het speelgoed laat vallen en de traktatie krijgt, en het spel dan doorgaat). Zo ontstaat er geen conflict waarbij de pup leert zijn speelgoed te verdedigen. Gezamenlijk spelen versterkt ook jullie band en helpt de pup zijn bijtkracht te beheersen. Wanneer hij per ongeluk te hard bijt in het speelgoed en je hand raakt, kun je weer piepen en het spel even stoppen – beetje bij beetje leert de pup zijn bijtkracht te reguleren. Dit wordt het leren van bijtremming genoemd, en het is goed als een hond dit als volwassene beheerst (dat wil zeggen dat hij weet hoe hard hij een mens kan aanraken zonder pijn te doen). In het nest leren de broertjes en zusjes dit aan elkaar: bij te hard bijten stopt het spel. Jij zet deze training nu voort in de menselijke taal.
Een van de belangrijkste vaardigheden voor een puppy is leren alleen thuis te zijn. Een hond is een roedeldier, voor wie alleen zijn van nature niet prettig is – daarom moet hij hier geleidelijk aan wennen, zodat scheidingssituaties geen onnodige stress veroorzaken. Begin op tijd met alleen zijn oefeningen: al vanaf de tweede dag kun je een kleine test doen waarbij de pup enkele seconden alleen blijft.
Start van de training: Kies een moment waarop de pup net moe is gemaakt (bijvoorbeeld na het spelen en wandelen, wanneer hij gegeten heeft en ontspannen is en zich klaarmaakt voor een dutje). Maak de omgeving veilig – je kunt de pup bijvoorbeeld met een hekje in de keuken houden of hem in zijn vertrouwde eigen bench/ren zetten, waar hij een comfortabel bedje en een kauwspeeltje heeft. Zeg kort bijvoorbeeld "wacht hier", en verdwijnt uit het zicht. Ga eerst maar even naar een andere kamer voor een paar seconden en kom dan rustig terug. Idealiter merkt de pup je afwezigheid niet eens op, bijvoorbeeld als hij op een botje aan het kauwen was. Herhaal deze mini-oefeningen meerdere keren per dag. Wanneer de pup niet reageert op je paar seconden afwezigheid, kun je de tijd geleidelijk verlengen – een minuut, een paar minuten, enzovoort. Daarna kun je beginnen met vertrekken via de buitendeur: ga snel bijvoorbeeld naar de vuilnisbak en kom terug. Herhaal dit vaak, zodat de pup het idee krijgt dat je altijd weggaat en weer terugkomt.
Belangrijk: Maak vertrekken en terugkomen alledaags. Neem afscheid van de pup niet overdreven dramatisch (“dag lieverd, mama komt zo terug, wees maar flink!”), want dan voelt hij aan dat er iets bijzonders gebeurt. Vertrek gewoon normaal, alsof je alleen even naar het toilet gaat. Vermijd ook bij terugkomst grote emotionele uitbarstingen. Groet de pup rustig en blijf even kalm voordat je hem aait. Als thuiskomst altijd een groot feest is, gaat de pup ernaar uitkijken als naar iets heel bijzonders en kan onrustig worden als hij alleen is. Natuurlijk maakt het de eigenaar blij om de pup te zien, maar probeer kalm te blijven. Je kunt bijvoorbeeld eerst je jas uitdoen, naar het toilet gaan en dan pas de pup begroeten – zo geef je het signaal dat vertrekken en terugkomen heel normaal zijn en dat je vertrek geen reden tot stress is.
Schema en voortgang: Begin inderdaad met seconden en bouw geleidelijk op naar langere periodes. Meestal lukt het binnen een paar weken dat de pup 15–30 minuten alleen thuis kan zijn, mits hij de juiste training heeft gehad. Een goed doel is dat de pup op 4–5 maanden leeftijd een paar uur rustig alleen kan zijn. Dan kun je bijvoorbeeld zonder zorgen naar de winkel gaan. De pup raakt beter gewend aan alleen zijn naarmate hij consequenter wordt getraind. Deze vaardigheid moet ook onderhouden worden – als de pup altijd 24/7 mee is en nooit alleen hoeft te zijn, kan de situatie later moeilijker worden. Maak dus gebruik van kansen: laat de pup bijvoorbeeld in een andere kamer slapen voor een dutje en doe zelf iets anders. Zo leert hij dat het niet altijd nodig is dat er iemand in de buurt is.
Activeer en kalmeer voor het alleen zijn: Zorg ervoor dat de pup voordat hij langere tijd alleen is, zijn energie kwijt kan en zijn behoefte heeft gedaan. Een vermoeide pup zal waarschijnlijk tevreden gaan slapen als je weggaat. Je kunt voor de tijd dat hij alleen is een speciale traktatie geven, bijvoorbeeld een gevulde activiteitsknuffel (een rubberen Kong waarin je iets lekkers stopt) of een smakelijk kauwbot. Dit werkt zowel als stimulans en conditioneert de pup dat er leuke dingen gebeuren als hij alleen is (hij krijgt een traktatie). Sommige pups kalmeren als er een zachte radio of zogenaamde white noise op de achtergrond speelt – je kunt proberen of een lichte geluidsomgeving helpt. Anderen rusten liever in een volledig stille omgeving.
Voorwaarden voor alleen zijn: Beperk de pup tot een veilige ruimte tijdens het alleen zijn. Zoals eerder genoemd, kun je een puppyren of een afgesloten kamer gebruiken waar de pup geen gevaarlijke dingen kan vernielen. Als zindelijkheid nog niet volledig is, wees dan voorbereid op een plas: leg bijvoorbeeld kranten in een bepaalde hoek om het schoonmaken te vergemakkelijken. Straf de pup niet als je bij thuiskomst een plas vindt – het ongeluk is al eerder gebeurd, dus berispen helpt niet meer. Maak stilletjes schoon en concentreer je liever de volgende keer op het voorkomen dat het alleen zijn langer duurt dan de pup aankan.
Maximale duur van alleen zijn: Een kleine pup hoort niet urenlang alleen te zijn. Om het scherp te stellen: neem alleen een hond als je je leven zo kunt inrichten dat hij niet voortdurend aan eenzaamheid hoeft te lijden. Meestal kan een pup van 2–3 maanden ongeveer een uur alleen zijn, en op 4–5 maanden een paar uur – goed getraind. Een volwassen hond wordt aangeraden maximaal 6–8 uur achtereen alleen te zijn. Als je dus werkt, regel dan een oppas voor de pup, neem hem mee naar het werk of neem een behoorlijke pauze en laat hem geleidelijk wennen aan alleen zijn voordat je hem de hele werkdag alleen laat. Veel werkenden maken ook gebruik van een hondenuitlater of een hondenopvang, wat een goede oplossing is voor een actieve pup. Hulp vragen is geen zwakte – integendeel, het is verantwoord hondenbezit.
Als de pup zeer heftig reageert op alleen zijn (langdurig blaffen, vernielingen, angst), is het raadzaam de situatie zonder uitstel te beoordelen. Het kan zijn dat jullie de hulp van een ervaren trainer nodig hebben. De meeste pups leren echter de basis zonder problemen, mits het oefenen vroeg begint en met geduld wordt voortgezet.
Let op: Alleen zijn is een van de meest stressvolle zaken voor eigenaren – en deze stress slaat vaak ook over op de hond. Probeer zelf ontspannen te blijven. Als je het alleen zijn niet "groot maakt", zal de pup het waarschijnlijk als onderdeel van het dagelijks leven accepteren. Vooral nu, na de pandemie, ondergaan veel gezinnen grote veranderingen, waarbij honden ook moeten wennen aan meer tijd zonder hun eigenaren. Maak daarom van het oefenen met alleen zijn een dagelijks klein onderdeel, zodat het natuurlijk verloopt.
Twee kleine beaglepups die hun vervoersbench verkennen. Een bench of omheining kan voor een hond dienen als een veilige plek waar hij rustig kan uitrusten. Wanneer een pup leert de bench als een positieve plek te zien, kan deze worden gebruikt om te helpen bij het leren alleen zijn en bijvoorbeeld bij reismogelijkheden. De pups op de foto hebben een zachte bekleding in de bench die voor gezelligheid zorgt.
De training van de hond begint zodra de pup zich in het nieuwe huis heeft gevestigd – eigenlijk is elk moment een leermoment voor de kleine hond. De pup neemt voortdurend gedragsmodellen en regels op over wat toegestaan is en wat verboden, dus het is verstandig hem vanaf het begin naar gewenst gedrag te leiden. In dit hoofdstuk behandelen we de belangrijkste trainingszaken voor de puppyperiode: naam en hierkomen, de basis van het aanlijnen, zit/lig, goede manieren (bijv. niet stelen van de tafel, niet tegen mensen opspringen), wennen aan hantering en andere nuttige vaardigheden.
Naam aanleren: Kies een naam voor de pup die gemakkelijk uit te spreken is en bij voorkeur opvalt tussen andere spraak (tweeklankige namen zoals "Riku", "Rosa" werken goed). Zodra de pup thuis is, begin dan meteen de naam te versterken: zeg de naam van de pup vrolijk en direct daarna iets leuks ("Rekku, hier!") en wanneer de pup kijkt of komt, prijs hem en geef een traktatie. Herhaal dit meerdere keren per dag – al snel begrijpt de pup dat zijn naam betekent "kijk naar de mens, er gebeurt iets leuks". Vermijd het gebruik van de naam bij terechtwijzing (schreeuw niet voortdurend "Rekku NIET!"), zodat de naam positief blijft als roepnaam. Als u merkt dat u de naam te streng hebt gezegd, "reset" dan de situatie door snel vriendelijk opnieuw te zeggen en te belonen. De pup leert zijn naam meestal binnen enkele dagen tot een week.
Hierkomen (hier-commando): De belangrijkste vaardigheid waarmee u uw hond veilig houdt en indien nodig onder controle krijgt. Begin de training binnen: ga op een paar meter afstand door de knieën, open uw handen en roep de pup vrolijk: "Rekku, hier!". Klop indien nodig op uw knieën of zwaai met een speeltje. Zodra de pup naar u toe beweegt, prijs hem al onderweg: "Goed zo, kom maar!" en wanneer hij aankomt, geef een superbeloning (lekkernij + enthousiaste lof + aaien). Doe dit thuis in verschillende kamers, ook van wat grotere afstand. Maak het hierkomen altijd voor de pup de moeite waard: wees niet zuinig met lof of lekkernijen. Wanneer u naar buiten gaat, begin dan met een gemakkelijke situatie – roep de pup af en toe terwijl hij in de buurt snuffelt en beloon hem. Straaf de hond nooit als hij komt, ook al bent u ergens boos over. Veel mensen maken de fout de pup boos naar binnen te halen als hij eindelijk uit de tuin komt – de pup koppelt dit dan aan hierkomen betekent het einde van het leuke buiten zijn en de slechte stemming van de eigenaar. Dan wil hij de volgende keer zeker niet komen. Ook al is het soms frustrerend dat de pup blijft dralen, prijs hem toch als hij uiteindelijk gehoorzaamt – en oefen meer om zekerder te worden. Houd het roepen altijd positief. Ontsnappingsfasen komen vaak voor in de puberteit, maar u legt nu de basis voor het hierkomen.
Lopen aan de lijn: Begin met oefenen in huiselijke omgeving. Laat de pup eerst wennen aan de halsband of tuigje binnen, een paar minuten per keer. Bevestig een lichte lijn en laat de pup rondlopen zonder te trekken. Prijs en beloon wanneer de pup vooruit beweegt met de lijn achter zich. De eerste “wandelingen” zijn meestal verkenningstochten van een paar meter, waarbij de pup stopt, zit, misschien achteruit trekt of over de grond rolt met de lijn achter zich – dit is allemaal normaal. Vermijd trekken aan de lijn achter de pup aan. Ga liever door te hurken iets vooruit en roep vrolijk, moedig aan met een traktatie. Wanneer de pup een paar stappen naast je zet, prijs hem dan zachtjes. Je kunt vanaf het begin de pup belonen als hij los aan de lijn naast of achter je loopt. Als de lijn strak komt te staan (bijvoorbeeld als de pup ergens op af wil rennen), ga dan niet achter hem aan rennen – stop, roep de pup terug naar je en ga pas verder als de lijn weer los is. Zo leert de pup dat trekken niet vooruit helpt. Dit vergt consistentie, maar betaalt zich uit in makkelijker wandelen in de toekomst. Onthoud dat lijnlopen een van de moeilijkste vaardigheden is en tijd kost – maar elke wandeling is een kans om te oefenen.
“Zit” en “lig”: Klassiekers van basis gehoorzaamheid die je al aan een kleintje kunt leren. Maak gebruik van voedermomenten: houd een traktatie voor de neus van de pup en til deze langzaam boven het hoofd omhoog – meestal gaat de pup vanzelf zitten terwijl hij de traktatie met zijn blik volgt. Zeg op dat moment “zit”, prijs hem en geef de traktatie. Een paar herhalingen per dag, en de pup koppelt het woord aan de handeling. Hetzelfde geldt voor “lig”: als de pup kan zitten, houd dan een traktatie voor zijn snuit en laat deze zakken tussen de voorpoten van de zittende pup richting de grond. Hij zal waarschijnlijk gaan liggen om de lekkernij te bereiken. Zeg dan “lig” (of “af” enz.), prijs hem en beloon. De pup kan deze houdingen ook uit zichzelf aanbieden – wie bekend is met clickertraining kan de clicker gebruiken om de juiste handeling te markeren en te belonen. Vergeet niet de oefeningen kort en leuk te houden. Een kleine pup kan zich maar een paar minuten concentreren, dus liever meerdere sessies van 2–3 minuten per dag dan één lange.
Niet springen, niet bijten, niet bedelen – goede manieren aanleren: De pup leert snel de huisregels als deze consequent worden aangeleerd.
Op tafel/kruk springen: Wanneer je eet of kookt, is het goed dat de pup leert op zijn eigen plek te blijven. Je kunt bijvoorbeeld een mand in de keuken neerzetten en telkens als hij probeert tegen je op te springen of naar de tafel te kijken, stuur je hem terug naar zijn plek en geef je hem iets te doen (speeltje). Beloon hem als hij op de grond blijft. Op mensen springen: Dit is voor veel honden natuurlijk, ze willen face-to-face begroeten. Bepaal of je dit wilt toestaan. De meesten willen niet dat een grote volwassen hond springt, dus leer het de pup al vanaf het begin: als je thuiskomt en de pup springt, draai dan even je rug naar hem toe (duw hem niet met je handen naar beneden, hij denkt dat het spel is) en beloon pas als alle poten op de grond zijn. Vraag ook gasten dit zo te doen. Al snel merkt de pup dat vier poten op de grond = aandacht, springen = genegeerd worden. Consistentie is ook hier belangrijk – wat eenmaal verboden is, blijft verboden. Aan de andere kant, als je besluit toe te staan dat de hond op schoot op de bank komt, kun je hem daar later niet op afkeuren. De keuze is aan jouw gezin, maar wees eerlijk tegenover de hond en houd de regels duidelijk.
Loslaten op commando (laat liggen): Voor de veiligheid in het dagelijks leven is het van onschatbare waarde dat de hond indien nodig iets interessants kan loslaten. Leer de pup van jongs af aan "laat liggen" of "los". Je kunt dit oefenen tijdens het spelen: de pup kauwt op een speeltje -> haal een traktatie tevoorschijn en zeg "los" -> zodra de pup het speeltje laat vallen, beloon je direct met de traktatie en geef daarna het speeltje terug. Zo hoeft de pup zijn schat niet te beschermen, omdat hij weet dat hij het (of de traktatie) terugkrijgt. Als tweede oefening kun je de traktatie in je vuist doen, de pup laten ruiken en zeggen "laat liggen" -> zodra de pup loslaat en niet meer probeert de traktatie te pakken, open je je hand en geef je de traktatie (of een betere traktatie uit de andere hand). Dit leert zelfbeheersing. "Laat liggen" is nuttig buiten, wanneer er iets verdachts op de grond ligt – de pup raakt eraan gewend dat het de moeite waard is om iets los te laten op bevel van de mens, omdat hij met toestemming misschien iets beters krijgt. De pup leert erop te vertrouwen dat jouw woord in zijn belang is.
Behandel- en verzorgingshandelingen: We noemden al eerder dat het verstandig is om een pup dagelijks te laten wennen aan bijvoorbeeld het aanraken van de poten, het bekijken van de tanden, het inspecteren van de oren, enzovoort. Ga hiermee door. Maak de momenten van behandeling aangenaam: aai de pup als hij rustig is, draai zachtjes met zijn tenen tussen je vingers en geef tegelijkertijd een snoepje. Til de pup een paar keer per dag op, houd hem een paar seconden vast en zet hem dan weer neer, zodat hij leert dat in de armen genomen worden geen verschrikkelijke dwang is (dit maakt het later bijvoorbeeld makkelijker om de nagels te knippen). Je kunt de pup ook leren ontspannen op zijn zij te liggen: dit vergemakkelijkt het onderzoek bij de dierenarts. Het knippen van de nagels kun je meteen beginnen zodra de pup er is – ook al knip je in het begin maar één nagel tegelijk. Geef de pup iets heel lekkers om op te kauwen (bijvoorbeeld pasta om te likken) en knip ondertussen voorzichtig het puntje van één nagel af. De volgende dag weer één. Binnenkort kun je misschien twee of drie nagels tegelijk knippen. De pup raakt eraan gewend dat knippen geen pijn doet en leert het te associëren met lekkernijen. Wacht niet tot de nagels al geknipt moeten worden, maar begin voordat het echt nodig is – dat is voor iedereen makkelijker. Hetzelfde geldt voor het poetsen: een paar halen met de borstel en dan een snoepje, zo verloopt de vachtverzorging als volwassen hond moeiteloos.
Tandenpoetsen is ook iets waar een pup al aan kan wennen. In het begin kun je de pup gewoon de hondentandpasta (bijvoorbeeld met een smaak die hij lekker vindt) van je vinger laten likken en tegelijkertijd zijn mondhoeken aanraken. Ga geleidelijk over naar een vingerdoekje of de tandenborstel van de pup. De tanden van een hond wisselen rond de leeftijd van 4–6 maanden, en voor de verzorging van de blijvende tanden wordt dagelijks poetsen aanbevolen. De routines die als pup worden aangeleerd, maken dit aanzienlijk gemakkelijker.
Kalmeren op commando: Een pup is levendig, maar kan ook worden geleerd om in de "chill"-modus te gaan. Een goede oefening is het leren naar het kleed gaan. Telkens wanneer de pup uit zichzelf op zijn eigen bed of kleed gaat liggen, prijs hem dan zachtjes en geef rustig een snoepje. De pup denkt: "oh, als ik hierheen ga, komt er een traktatie uit de hemel". Hij zal vaker zijn rustplek opzoeken. Je kunt een aanwijzend woord toevoegen, bijvoorbeeld "plek" of "ga naar je mand", wanneer je ziet dat de pup op het punt staat te gaan. Ook in het dagelijks leven, wanneer de pup druk rondrent, kun je hem vragen naast je te komen, rustig aaien en zelfs lichtjes de borst vasthouden zodat hij merkt dat hij in je armen is – meestal zucht de pup na een paar seconden en kalmeert in je armen. Laat hem dan meteen los, wanneer hij even ontspannen is. Zo leer je dat kalm worden leidt tot het kunnen doorgaan met de activiteit. Deze beheersing van gemoedstoestanden kan in veel situaties worden geoefend en is nuttig bijvoorbeeld wanneer de deurbel gaat en je wilt dat de hond rustig wacht voordat hij naar de deur rent (dit is echter geavanceerder en vereist oefening in geduld). De pup leert geleidelijk te onderscheiden wanneer er gespeeld wordt en wanneer er gerust wordt.
Reizen met de auto: Laat de puppy geleidelijk wennen aan autorijden. Jullie zaten al in de auto op de terugweg naar huis, maar blijf oefenen: neem de puppy mee in de auto, geef hem daar lekkernijen, laat de motor even draaien en haal hem weer uit de auto. De volgende keer een klein ritje rond de hoek. Enkele minuten is in het begin voldoende. Beloon de puppy aan het einde met een leuke wandeling. Zo wordt de auto een neutrale ervaring. Vermijd zeer lange autoritten met de puppy, tenzij het echt niet anders kan. Als de puppy wagenziek is, overleg dan met de dierenarts – er zijn medicijnen tegen reisziekte. Meestal helpt gewenning, en de puppy raakt met de leeftijd gewend aan autoritten. Het is belangrijk dat het in de auto veilig is: gebruik een achterbak met een puppynet, veiligheidsharnassen of een transportbox. Er kan van alles gebeuren met een puppy, dus houd hem ook in de auto onder controle, zodat hij bijvoorbeeld niet in de schoot springt en de bestuurder stoort.
Puppytraining en maatschappelijke geschiktheid: Ik raad ten zeerste aan om de puppy direct naar een begeleide training te brengen zodra het vanwege de vaccinaties in een groep gehouden kan worden. Tijdens de puppycursus begeleidt een professionele trainer u, en de puppy krijgt tegelijkertijd socialisatie en leert werken met afleiding. Op de cursus worden meestal basisvaardigheden geleerd zoals komen op roep, contact maken, loslaten, zitten, liggen, aan de lijn lopen, enzovoort – dezelfde vaardigheden die u zelf ook zou oefenen, maar daar krijgt u hulp bij probleemgebieden en zekerheid in het uitvoeren. Bovendien is de cursus voor veel puppy's een energieverbruikende ervaring, wat betekent dat u 's avonds een rustige hond thuis krijgt. Als het niet mogelijk is om naar de cursus te gaan, zijn er veel goede boeken en online bronnen beschikbaar. Bijvoorbeeld Tuire Kaimio's “Pennun kasvatus” is een uitstekend Fins boek met op positieve bekrachtiging gebaseerde instructies voor bijna alles. Ook zijn er veel gratis instructievideo's online te vinden – zorg er echter voor dat u een moderne trainingsvisie volgt. Helaas zijn er nog steeds verouderde “leiderschapstheorieën” en gewelddadige methoden te vinden op het internet, die in het ergste geval de goede relatie met uw hond kunnen verpesten. Houd u daarom aan methoden waarbij de hond wordt gerespecteerd als een voelend wezen, dat vriendelijk en consequent wordt begeleid. Met zo'n training krijgt u een zelfverzekerde, gehoorzame volwassen hond die u met plezier wil gehoorzamen.
Tot slot: wees bereid uw denkwijze als trainer aan te passen. Het opvoeden van een pup leert u ook geduld, doorzettingsvermogen en gevoel voor humor. Niet alle dagen zijn perfect – er zullen tegenslagen en frustraties zijn. Het belangrijkste is dat u uw best doet en onderweg leert. Soms leert men door ervaring wat niet werkt (misschien merkte u al dat schreeuwen alleen maar tot gevolg heeft dat de pup denkt dat u ook luidruchtig wilt spelen). Honden zijn vergevingsgezind, ze haten u niet als u soms uw stem verheft of een fout maakt in de training. Ga volhardend door en vier kleine vooruitgang. Vergeet ook niet de oefeningen altijd af te sluiten met succes: als de pup bijvoorbeeld bij het trainen van het komen meerdere keren afgeleid raakt, ga dan terug naar een makkelijker niveau (kortere afstand) en stop met een goede prestatie, waarna u kunt stoppen om te gaan spelen. Zo blijft de pup met een positieve indruk van het trainen achter.
Hoewel uw dagelijks leven zich grotendeels richt op training en het dagelijkse beheer, mag u de gezondheidszorg van de pup niet vergeten. Het eerste levensjaar zit vol met dierenartsbezoeken en groeigerelateerde veranderingen waarop u zich vooraf moet voorbereiden. Hieronder volgt een lijst van de belangrijkste gezondheidsgerelateerde zaken die een nieuwe pup-eigenaar moet onthouden:
Dierenartscontrole: De meeste fokkers laten een basiscontrole door de dierenarts uitvoeren bij het nest voordat de pups worden afgestaan, en de pup kan met een door de dierenarts afgegeven certificaat naar het nieuwe huis komen. Desalniettemin is het een goede gewoonte om binnen enkele weken na de komst van de pup een eigen afspraak bij de dierenarts te maken. De arts controleert de algemene gezondheid van de pup, bespreekt met u het vaccinatie- en ontwormingsschema en beantwoordt uw vragen. Deze “pupcontrole” vormt ook de basis voor het voorkomen van dierenartsangst – probeer het bezoek een prettige ervaring te maken (veel beloningen en lof voor de pup daar).
Vaccinaties: In Finland worden honden gevaccineerd tegen hondenziekte, parvovirus en besmettelijke leverontsteking (adenovirus), evenals tegen rabiës. Daarnaast wordt de kennelhoestvaccinatie (parainfluenza) aanbevolen voor honden die actief met andere honden in contact komen. Het vaccinatieschema verloopt doorgaans zo dat de eerste vaccinatie wordt gegeven rond de leeftijd van 12 weken, een boostervaccinatie op 14–16 weken (inclusief rabiës) en vervolgens nog een boostervaccinatie op éénjarige leeftijd. Daarna worden de basisvaccinaties om de 2–3 jaar herhaald. Raadpleeg uw dierenarts voor aanbevelingen, aangezien de schema's enigszins kunnen variëren. Het is uiterst belangrijk om de vaccinaties op tijd te laten uitvoeren, zodat de pup bescherming krijgt tegen ernstige ziekten. Zonder vaccinaties kan de hond bijvoorbeeld niet naar hondenscholen of pensions, en reizen naar het buitenland vereist een geldige rabiësvaccinatie. Noteer dus de vaccinatieafspraken in uw agenda en bewaar het vaccinatiebewijs (tegenwoordig ook elektronisch beschikbaar via de Omakoira-service).
Ontworming (wormenbestrijding): Puppy's worden meestal meerdere keren ontwormd door de fokker voordat ze worden afgestaan (bijv. op 2, 4, 6 en 8 weken leeftijd). Informeer wanneer uw pup voor het laatst ontwormingsmiddel heeft gekregen en welk product. Over het algemeen wordt aanbevolen om de ontworming ongeveer 2 weken na thuiskomst te herhalen, en daarna bijvoorbeeld op 4 maanden, 6 maanden en 12 maanden leeftijd. Als volwassen hond wordt ontwormd indien nodig – bijvoorbeeld voor vaccinaties of bij vermoeden van wormen. Tegenwoordig wordt aanbevolen een ontlastingsonderzoek te doen voordat preventief wordt ontwormd, omdat onnodige medicatie niet goed is. In de puppenfase zijn parasieten echter veelvoorkomend en worden routinematig behandeld. Bij de apotheek zijn medicijnen verkrijgbaar zonder recept die effectief zijn tegen de meest voorkomende darmwormen. Gebruik de gedoseerde hoeveelheid op basis van het gewicht van de pup en volg de instructies nauwkeurig op. Typische parasieten bij pups zijn spoelwormen – als u spaghetti-achtige wormen in de ontlasting of het braaksel van de pup ziet, haal dan direct ontwormingsmiddel. Ontwormingsmiddelen zijn redelijk veilig, maar de dosering is belangrijk.
Bestrijding van uitwendige en inwendige parasieten: Naast ontworming is het goed om op de hoogte te zijn van andere parasieten. Luizen zijn zeldzaam bij binnenhonden in Finland, maar teken (harde teken) zijn een probleem in het warme seizoen. Als u woont of wandelt in een gebied waar teken voorkomen, overweeg dan om in het vroege voorjaar met tekenbescherming te beginnen. Er zijn verschillende producten beschikbaar: lokale vloeistoffen om op de huid aan te brengen, halsbanden, en tabletten die oraal worden toegediend. Overleg met de dierenarts welk middel geschikt is voor uw pup (voor hele jonge pups onder 8 weken wordt meestal nog niets gegeven). Controleer de pup altijd na het buiten zijn, vooral in het veld en bos, en verwijder eventuele teken met een tekenpincet. Oogdruppels, oordruppels: Houd de ogen en oren van de pup in de gaten. Pups kunnen oogontstekingen krijgen (tranen, roodheid), waarvoor door de dierenarts voorgeschreven druppels worden gebruikt. De oren, vooral bij honden met hangende oren, kunnen rood worden door gist of bacteriën – als het oor slecht ruikt of de hond vaak aan zijn hoofd krabt, ga dan naar de dierenarts. Diarree en braken: Een jonge pup heeft een gevoelige maag, dus veranderingen in voeding of stress kunnen losse ontlasting veroorzaken. Meestal is milde diarree van één dag of af en toe braken niet gevaarlijk, zolang de pup blijft eten en drinken. Bied dan licht verteerbaar voedsel aan (bijv. gekookte kip en rijst in kleine porties) en pauzeer met traktaties. Maar: als de pup erg lusteloos is, voortdurend braakt, bloed in de diarree heeft of de diarree langer dan een dag aanhoudt, ga dan naar de dierenarts. De pup kan snel uitdrogen en heeft hulp nodig. Het is beter om voorzichtig te zijn en te laten controleren dan te lang te wachten.
Voorkomen van ongevallen: Een pup is als een peuter – hij verwondt zichzelf als er gevaarlijke plekken zijn. De meest voorkomende ongevallen bij pups zijn valpartijen (van de bank, het bed, de trap), die je kunt voorkomen door alert te zijn. Laat de pup niet alleen op hoge plekken en plaats hekken boven en onderaan de trap. Als je een balkon hebt, zorg dan dat de pup niet tussen de spijlen kan of op de rand kan klimmen. Kauwen brengt ook verstikkingsgevaar met zich mee: ruim alle kleine voorwerpen op en kies speeltjes voor de pup die hij niet kan verscheuren en inslikken. Xylitolkauwgom, chocolade, druiven, uien en bepaalde andere voedingsmiddelen zijn giftig voor honden – houd ze uit de buurt van tafels en vloeren.
Groei- en botpijn: De pup groeit razendsnel. Bij grotere rassen kunnen groeipijnen voorkomen (de pup mankt afwisselend op verschillende poten, is gevoelig). Houd de beweging tijdens groeispurten matig en minimaliseer uitglijden (leg bijvoorbeeld vloerkleden op gladde vloeren). Kleine kneuzingen en verstuikingen genezen meestal met rust, maar als er sprake is van aanhoudende gevoeligheid, neem contact op met de dierenarts. Houd er rekening mee dat door de ontwikkeling van de gewrichten het gewicht niet te veel mag toenemen – houd je aan het voedingsplan. Vraag ook aan je dierenarts naar supplementen (bijvoorbeeld grote rassen kunnen soms baat hebben bij extra vitamine D of gewrichtssupplementen, maar alleen op advies van een professional om overdosering te voorkomen).
Sterilisatie/castratie: In Finland worden honden niet automatisch gesteriliseerd/gecastreerd op een bepaalde leeftijd zoals in sommige landen. Dit is een beslissing van de eigenaar en hangt onder andere af van het ras, de gezondheid van de hond en het doel. Als je geen pups wilt fokken of aan fokkerij wilt doen, kan een operatie gezondheidsvoordelen hebben – bijvoorbeeld bij teven kan baarmoederontsteking en melkkliertumoren worden voorkomen door sterilisatie. Sterilisatie/castratie wordt meestal pas uitgevoerd vanaf 6–9 maanden leeftijd of bij teven na de eerste loopsheid. Hierover hoef je je tijdens de puppytijd geen zorgen te maken – bespreek het met de dierenarts als de pup de puberteit nadert. Let na de operatie op het gewicht, omdat de stofwisseling vertraagt.
Exterieur en vachtverzorging: Laat de pup al op jonge leeftijd wennen aan het borstelen zoals vermeld. Vooral als je een langharig of krullend ras hebt, vereist de vachtverzorging gewenning. Houd de vacht klitvrij vanaf pup (klitten irriteren de huid). Leer de pup ook wennen aan wassen – warm water en het spoelen van de poten onder de douche is af en toe aan te raden, zodat de hond later geen angst krijgt voor wasbeurten. Gebruik indien nodig verdunde hondenshampoo. Droog goed af om te voorkomen dat de pup verkouden wordt. Vaak neemt de daadwerkelijke vachtverzorging toe zodra de hond volwassen is, maar de basis wordt gelegd als pup. Ook het aantrekken van kleding kan nodig zijn bij kleine rassen in koude klimaten: oefen het aantrekken thuis kort en beloon, zodat de pup kleding met leuke dingen associeert.
Oren, ogen en nagels: Maak er een routine van om wekelijks te controleren. Kijk in de oren van je pup – ze moeten schoon en lichtroze van binnen zijn, zonder oorsmeer of stinkende afscheiding. Reinig de oren alleen indien nodig met een door de dierenarts aanbevolen middel, en alleen aan de buitenkant van het oor (afvegen met een wattenstaafje). Veeg indien nodig de oogafscheiding weg met een vochtig watje (gekookt water, zoutoplossing of oogdoekjes van de apotheek zijn geschikt). Het is goed om de nagels minstens één keer per week te knippen – hoe vaker je knipt, hoe meer het nagelbed zich terugtrekt en hoe korter de nagels blijven. De pup heeft in het begin alleen een klein puntje nodig, want de nagels zijn vlijmscherp. Beloon de pup na elke nagel en neem pauzes indien nodig.
Mondgezondheid: Wanneer je met de pup speelt, kun je af en toe voorzichtig zijn mond openen en de tanden bekijken. Laat de pup wennen aan het voelen in de mond – dat maakt latere tandcontroles makkelijker. De melktanden van de pup beginnen rond 4 maanden los te raken en alle blijvende tanden zijn meestal doorgebroken rond 6–7 maanden. Je kunt losse tanden op de vloer vinden, of ze kunnen ongemerkt loslaten. Let er echter op dat er geen dubbele tanden blijven zitten (bijvoorbeeld een blijvende tand groeit, maar de melktand valt niet uit). Meestal is het probleem bij de hoektanden. Als er na een half jaar duidelijk twee tanden naast elkaar zichtbaar zijn, overleg dan met de dierenarts – soms moet een hardnekkige melktand worden verwijderd, meestal tegelijk met sterilisatie/castratie. Het is verstandig om te beginnen met tandenpoetsen zodra de blijvende tanden zijn doorgekomen. Tandplak vormt zich al binnen enkele maanden. Leer het poetsen langzaam aan zoals hierboven beschreven. Gebruik tandpasta voor honden (bijvoorbeeld met leverpaté smaak) en een zachte borstel. Veel honden leren het zelfs leuk te vinden als het zacht en routinematig gebeurt. Goede mondhygiëne voorkomt tandvleesontsteking en verlengt de levensduur van je hond, dus het is de moeite waard!
Tot slot is bij het volgen van de gezondheid van de pup het belangrijkste de algemene gesteldheid. Een levendige, speelse pup die eet en normale behoeften doet, is waarschijnlijk gezond. Als de pup erg lusteloos wordt, zich verstopt, weigert te eten of plotseling veel water drinkt, kunnen dit tekenen van ziekte zijn. Een lichte verhoging (de normale lichaamstemperatuur van een hond is 38–39°C) kan optreden na een vaccinatie of zware inspanning, maar koorts boven 39,5°C zonder duidelijke reden is een reden om de dierenarts te bellen. Bij ernstige symptomen is het niet verstandig om "af te wachten" met de pup – liever één onnodig bezoek dan een onbehandeld probleem. Met goede basiszorg en voeding blijft de pup meestal gezond. Vergeet ook de parasietenpreventie niet: bescherm je pup indien nodig tegen teken, was de poten als je van zout op de weg of spatten binnenkomt, en bied een goede en veilige groeiplek.
Als laatste, maar zeker niet minder belangrijk, wil ik het mentale welzijn benadrukken. Een blije, gestimuleerde pup is een gezonde pup. Zorg dus voor de geestelijke kant: speel, leer, aai, laat snuffelen – zorg voor succeservaringen in het leven van de pup en gebruik positieve bekrachtiging bij de training. Zo bouw je een basis voor een hond die jou vertrouwt en mentaal gezond blijft gedurende zijn hele leven.
Het dagelijkse leven met een pup kan je verrassen door zijn intensiteit. Veel nieuwe eigenaren beschrijven dat ze zich "onvoldoende als hondenoppas" voelen wanneer niet alles loopt zoals gepland – de pup kan 's nachts huilen, er ligt al voor de vijfde keer die dag urine op het tapijt, je eigen nachtrust is gefragmenteerd, en misschien sluipt de gedachte binnen: "Wat heb ik gedaan, ik kan niet meer!". Allereerst: deze gevoelens zijn normaal. Zoals we aan het begin van het artikel vertelden, ervaart zelfs de helft van de nieuwe hondenbezitters tijdens de puppyperiode enige mate van "puppy blues", dat wil zeggen somberheid, frustratie of angst. Onderzoek toont aan dat dit fenomeen net zo vaak voorkomt als de babyblues bij mensenouders en na verloop van tijd overgaat. Verwijt jezelf dus niet als je niet constant alleen maar geluk en roze schattigheid voelt. Het leven met een pup is zwaar, maar je komt erdoorheen en als beloning wacht een lange, prachtige gezamenlijke tijd met je geliefde hondenvriend.
Hier volgen enkele tips ter ondersteuning van je eigen uithoudingsvermogen:
Slaap altijd wanneer je kunt: Slaaptekort tast je geduld aan. Maak gebruik van de dutjes van de pup om te rusten – de afwas kan wachten, geef prioriteit aan je eigen herstel. Als de pup 's nachts wakker houdt, probeer dan om de nachtelijke zorgbeurten af te wisselen met een gezinslid of vraag een vriend om één nacht op te passen, zodat jij kunt slapen. De slaapsituatie verbetert snel zodra de pup groeit en leert de hele nacht door te slapen.
Vraag om hulp en volg: Probeer jezelf zelfs korte adempauzes te gunnen van de pup. Misschien kan een vriend of familielid een uur op de pup passen, zodat je rustig alleen naar de winkel kunt gaan of een wandeling kunt maken. Sommige pup-eigenaren vinden lotgenotensteun bijvoorbeeld in lokale hondenparken of op puppydate's – als je ziet dat anderen het ook soms moeilijk hebben, voel je je niet mislukt. Online zijn er ook groepen en forums ter ondersteuning van de puppyperiode, waar je zorgen kunt delen. Natuurlijk is het verstandig om de adviezen op internet kritisch te bekijken, maar vanuit het oogpunt van lotgenotensteun kunnen ze nuttig zijn.
Plan tijd voor jezelf: Ook al hou je van je pup, iedereen heeft soms een moment nodig zonder verantwoordelijk te zijn voor een ander wezen. Als er meerdere volwassenen in het gezin zijn, spreek dan “vrije avonden” af – de een zorgt voor de pup terwijl de ander een hobby uitoefent of vrienden ontmoet, en wissel af. Iemand die alleen woont, kan af en toe gebruikmaken van hondenoppasdiensten of familieleden. Dit maakt je geen slechte eigenaar, integendeel: als je hoofd even rust krijgt, kun je beter geduldig en consequent zijn met de pup.
Onthoud dat moeilijke fases voorbijgaan: De ontwikkeling van een pup gaat snel. De eerste weken zijn vaak het intensiefst (plasraces, onrustige nachten). Daarna komt de puberteit ergens rond ~6–9 maanden, die zijn eigen uitdagingen kan meebrengen (geleerde dingen worden even vergeten, grenzen worden getest). Maar uiteindelijk, rond 1–2 jaar, heb je een veel rustiger, getrainde hond. Veel eigenaren herinneren zich de puppytijd later als iets moois (het geheugen is vergevingsgezind) en missen zelfs die grappige ongelukjes – tijd verzacht ook de herinneringen aan de puppytijd. Als je nu moe bent, herinner jezelf eraan: dit is maar een fase.
Blijf consequent, maar wees flexibel in minder belangrijke zaken: Je kunt niet overal een superheld zijn. Bepaal welke opvoedingsaspecten voor jullie het belangrijkst zijn (bijv. zindelijkheid, alleen zijn) en houd je daaraan. Als er iets anders misgaat (bijv. de pup mag op de bank terwijl je dacht dat dat niet mocht), is dat geen ramp. Je kunt later bijsturen, of misschien leer je dat de plek van de hond in de hoek van de woonkamerbank best oké is. Wees niet te streng voor jezelf, maar vergeef jezelf en de pup de fouten. Bij de hondentraining komen altijd verrassingen voor – dat is normaal.
Zoek professionele hulp indien nodig: Als je het gevoel hebt dat het helemaal niet lukt of als bepaald gedrag grote zorgen baart (bijv. een pup die erg bang of agressief is), aarzel dan niet om een professional te raadplegen. Een goede gedragstrainer (hondentrainer, dierenartsassistent) of dierenarts kan advies geven. Zij hebben alles al eerder gezien, dus je staat er niet alleen voor met je problemen. Hoe eerder je problemen aanpakt, hoe gemakkelijker ze vaak op te lossen zijn, dus pak moedig de telefoon op. Tegenwoordig zijn er ook consultaties op afstand beschikbaar, bijvoorbeeld via video, als er in de buurt geen geschikte trainer te vinden is.
Geniet van die heerlijke momenten: Ook al is het leven met een pup vermoeiend, het is ook een unieke tijd die snel voorbijgaat. Maak veel foto's en video's – je zult letterlijk na een week al zien hoe de pup is gegroeid. Geniet van de eindeloze nieuwsgierigheid van de pup, zijn grappige slaaphoudingen, zijn zachtheid en onschuld. Je bouwt nu de basis voor een vriendschap van wel 15 jaar, dus probeer elke dag een sprankje vreugde te vinden. Vaak geven die kleine stapjes vooruit (de eerste keer dat hij op commando zit, de eerste keer dat hij 6 uur achter elkaar slaapt, de eerste keer dat hij bij de deur vraagt om naar buiten te gaan…) een enorm gevoel van succes. Bewaar deze momenten, want ze helpen je door moeilijkere dagen heen.
Samenvattend: zorg ook goed voor jezelf terwijl je voor de pup zorgt. Een goed verzorgde eigenaar is de beste eigenaar voor zijn hond. Je hond verwacht geen perfectie van je – het is genoeg dat je een veilige, liefdevolle metgezel bent die zijn best doet. ❤️
Dat varieert. Sommige pups leren al bijna volledig zindelijk te zijn rond 4–5 maanden oud, terwijl anderen bijna een jaar nodig hebben voordat de ongelukjes helemaal stoppen. 's Nachts ophouden leren pups meestal als laatste. Fysiologisch kan een pup pas goed ophouden rond 6 maanden, en de meeste honden zijn volledig zindelijk uiterlijk tussen 10 en 12 maanden. Onthoud dat iedereen onderweg ongelukjes heeft – raak daar niet ontmoedigd door. Met consequent uitlaten en belonen gaat het zindelijk worden zeker vooruit.
Niet per se. Meestal is het voldoende om de pup net voor het slapen gaan en meteen na het wakker worden 's ochtends uit te laten. Een jonge pup kan 's ochtends misschien niet zo lang ophouden, dus wees voorbereid op één nachtelijke plasstop als de pup 's nachts begint te ontwaken of te piepen. Maar als hij slaapt, hoeft hij niet expres gewekt te worden – liever zet de eigenaar een wekker om zichzelf bijvoorbeeld 4 uur na het naar bed gaan te wekken en laat de pup dan uit. Veel pups slapen 's nachts meerdere uren achter elkaar zonder naar buiten te hoeven, en 's nachts naar buiten gaan versnelt het zindelijk worden niet significant. Het belangrijkste is dat als je 's nachts naar buiten gaat, je de activiteit heel rustig houdt (geen spel of gesprek, alleen snel de behoefte doen). Zo leert de pup niet dat hij 's nachts mag ravotten.
Begin direct met alleen zijn training in kleine stappen zodra de pup thuis is. Laat de pup eerst slechts enkele seconden alleen in een andere kamer en kom terug voordat hij nerveus wordt. Verleng de tijdsduur geleidelijk. Geef de pup altijd iets te doen (kauwbot, speeltje) als je weggaat. In het begin kun je slechts een paar seconden buiten de deur blijven en dan terugkomen. De pup leert dat je altijd terugkomt. Als je weggaat en terugkomt, doe dit dan zonder veel emotie – maak er geen groot drama van. Als de pup piept, was je misschien te lang weg te vroeg – maak de oefening lichter en ga langzamer vooruit. Oefen meerdere keren per dag. Het uiteindelijke doel is dat de pup bijvoorbeeld een paar uur rustig alleen kan blijven om te rusten. Onthoud dat elke hond een individu is: de een past zich binnen een week aan, de ander heeft een paar maanden training nodig. Consistentie is de sleutel. Als de pup ernstige verlatingsangst heeft (onophoudelijk janken, deurposten vernielen, enz.), zoek dan hulp van een professionele trainer – ernstige verlatingsangst is moeilijk zelf op te lossen.
Dit is heel gewoon gedrag bij pups. Doe het zo: zodra de kleine tandjes je huid raken, laat een scherpe "au!" horen of zeg kordaat "niet bijten" en stop het spel meteen. Verwijder jezelf van de pup (sta op of ga even weg). De pup leert dat bijten het leuke contact stopt. Geef de pup veel toegestane kauwspeeltjes waarop hij zijn bijtbehoefte kan richten. Als de pup in enkels bijt, kun je een speeltje klaarhouden en het direct in de mond van de pup stoppen als de tandjes proberen in je been te grijpen – prijs hem als hij op het speeltje bijt en niet op je enkel. Consistentie is het allerbelangrijkst: alle gezinsleden volgen altijd dezelfde lijn. Zorg er bovendien voor dat de pup niet oververmoeid of te opgewonden is als hij veel bijt – neem een korte pauze en laat de pup even kalmeren, vaak gaat de bijtbuien voorbij als de pup slaapt of iets anders te doen heeft. Sla nooit of straf de pup fysiek voor bijten, dat maakt de situatie alleen maar erger (de pup kan bang worden of denken dat het spel is). De bijtfase wordt makkelijker met de leeftijd en het wisselen van tanden, mits je de pup consequent naar de juiste manieren leidt.
Een kleine puppy is actief, maar slaapt ook het grootste deel van de dag (zelfs 18–20 uur per dag). Als de puppy voortdurend "overprikkeld" lijkt, is dat vaak een teken van vermoeidheid. Zorg er dus voor dat de puppy voldoende slaap en rust krijgt. Probeer de dag zo in te delen dat spelen en uitlaten gevolgd worden door echte rust, en niet dat de puppy steeds achter nieuwe prikkels aanrent. Meestal krijgen veel puppy's tegen de avond een zogenaamde "avondboost" – dat is het wilde uurtje voor het slapengaan. Probeer dit te anticiperen: houd de avondwandeling redelijk rustig, geef daarna de puppy eten en misschien een kauwbot, en verminder geleidelijk de activiteiten in de avond. Als de puppy toch om acht uur 's avonds rondjes blijft rennen, kun je proberen hem even aan de lijn naast je te zetten of op schoot te nemen om te kalmeren. Vaak, als je de energie zachtjes onderbreekt, gaapt de puppy en valt hij vrij snel in slaap. De puppy kalmeert van nature met de leeftijd – de eerste 3–4 maanden zijn de drukste tijd, maar daarna merk je geleidelijk dat het gedrag volwassener wordt. Een hond van een jaar oud is al aanzienlijk rustiger dan een puppy van 4 maanden, mits de basisopvoeding goed is gedaan.
Een puppy die klaar is om het nest te verlaten (ongeveer 2 maanden) wordt 3–4 keer per dag gevoerd. Vaak heeft de fokker instructies gegeven over de hoeveelheid voeding – volg deze in het begin. De hoeveelheid voeding hangt af van de grootte van de puppy en het type voer. Meestal staan er op de zakken droogvoer voedseltabellen per gewicht. Vermijd overvoeding, want te snelle groei is niet goed voor het skelet. De puppy mag bij elke maaltijd tot hij vol zit eten, maar traktaties moeten met mate gegeven worden. Rond de leeftijd van 4–5 maanden wordt het aantal maaltijden teruggebracht tot drie, en op 6–7 maanden tot twee per dag. Bij puppy's van zware rassen kan het aantal voedingen langer drie blijven, zodat er niet te veel in één keer wordt gegeven. Vergeet niet om altijd water beschikbaar te stellen – een puppy drinkt ongeveer 0,5 dl water per kilogram lichaamsgewicht per dag (dus een puppy van 5 kg ~2,5 dl). Als de puppy aanzienlijk meer drinkt en veel plast, overleg dan met de dierenarts; anders wordt de dorst beïnvloed door het zoutgehalte van het voer en beweging.
De belangrijkste verboden: chocolade, xylitol (zoetstof, o.a. kauwgom, pastilles), druiven en rozijnen, ui (en grote hoeveelheden knoflook), avocado, macadamianoten, rauw varkensvlees (risico op Aujeszky's ziekte). Daarnaast zijn koffie, alcohol en andere verdovende middelen natuurlijk absoluut verboden. Vermijd ook het geven van gezouten of gekruid voedsel, omdat het lichaam van de hond niet veel zout of sterke kruiden kan verdragen. Voor een kleine puppy zijn harde rauwe botten ook niet geschikt – het eten daarvan kan tanden of darmen beschadigen. Als je een bot wilt geven, kies dan een kauwbot uit de dierenwinkel of vraag de dierenarts naar veilige alternatieven. Checklist: houd xylitol-kauwgom achter slot en grendel, laat geen chocoladerepen op tafel liggen en vertel de familie dat de hond bijvoorbeeld geen chocoladetaart mag krijgen tijdens feestjes. Kleine hoeveelheden per ongeluk gegeten (bijv. een chocoladekoekje) zijn waarschijnlijk niet gevaarlijk, maar voorkomen is beter. Als er iets gebeurt (de hond eet iets giftigs), neem dan onmiddellijk contact op met de dierenarts.
Een puppy mag meteen na thuiskomst bekende, gezonde en gevaccineerde honden ontmoeten. Sterker nog, het wordt aanbevolen, omdat de socialisatiefase slechts enkele weken na de overdracht duurt. Goede eerste vrienden zijn bijvoorbeeld volwassen honden van familie of vrienden die bekend staan als puppyvriendelijk. Houd de ontmoetingen in de gaten en laat de honden rustig kennismaken. De meeste volwassen honden begrijpen dat het om een baby gaat en weten voorzichtig te zijn. Als een oudere hond naar de puppy gromt, is dat normaal gedragstaal leren – de puppy leert de grenzen van anderen te respecteren. Grijp alleen in als de situatie escaleert of als een van beide duidelijk gestrest raakt. Hondenparken zijn het beste te vermijden tijdens de puppyperiode of benader ze voorzichtig. Je kunt ze gebruiken om puppy-afspraken met bekenden te organiseren, maar vermijd drukke tijden wanneer er veel grote onbekende honden zijn. Een kleine puppy kan een slechte ervaring opdoen door te ruwe spelletjes, wat later zijn houding tegenover honden kan beïnvloeden. Als de puppy groeit en zelfverzekerder wordt, kunnen jullie natuurlijk vaker naar het park gaan. Vergeet ook niet dat een puppy jonger dan 16 weken nog maar net beschermd wordt door vaccinaties, dus er is een klein risico op ziekte in de bodem van hondenparken. Houd de eerste spelletjes dus bij voorkeur met bekende en gevaccineerde honden. Puppycursussen zijn een uitstekende en veilige plek om een puppy te socialiseren met leeftijdsgenoten.
Verrassend weinig! De bewegingsbehoefte van de puppy wordt grotendeels vervuld door zelfstandig spelen en het verkennen van de omgeving. Natuurlijk moet de puppy vaak naar buiten om zijn behoefte te doen en te snuffelen, maar dit zijn geen echte conditielopen. Een paar korte wandelingen (5–15 min) per dag zijn voldoende fysieke beweging voor een puppy van 2–4 maanden. Daarnaast is er natuurlijk ravotten in de tuin, speeltjes, spelen thuis, enzovoort. Belangrijker dan de duur is de kwaliteit: de beweging van de puppy moet gevarieerd en vrij zijn. Trappen of hoge sprongen moeten helemaal worden vermeden totdat de puppy groter is. Draag de puppy indien nodig. Een goede vuistregel is: de puppy mag niet hijgen van uitputting na het bewegen. Een beetje buiten adem raken tijdens het spelen is oké, maar als de puppy helemaal uitgeput is, is hij te veel belast. De puppy moet liever meer willen doen dan volledig uitgeput zijn. Je kunt later altijd de beweging opvoeren naarmate hij ouder wordt. Te veel beweging in een vroeg stadium kan groeistoornissen of andere problemen veroorzaken, dus verleng de wandelingen heel geleidelijk. Ik zou zeggen dat voor de meeste middelgrote honden het pas rond ~6 maanden geschikt is om bijvoorbeeld wandelingen van een half uur te maken. En hardlooprondjes met mensen pas na 12 maanden, als het skelet volgroeid is. Geduld is een schone zaak – de puppy maakt zelf ook een sprintje en valt dan op zijn zij om te slapen, dat is ook een signaal voor jou.
Je kunt meteen deelnemen aan puppycursussen zodra de puppy de vaccinaties heeft gehad – meestal beginnen de cursussen rond de leeftijd van 3–4 maanden. Er zijn zelfs cursussen voor puppy's jonger dan 3 maanden (de zogenaamde puppy-speelschool), waar je na de eerste vaccinatie naartoe kunt gaan. Van de hobby's nemen veel trainers honden op in de basiscursussen uiterlijk rond de leeftijd van ~6 maanden, afhankelijk van de discipline. Bijvoorbeeld bij agility wordt aanbevolen te wachten tot de hond fysiek ontwikkeld is (12 maanden om met hindernissen te beginnen), maar basisvaardigheden en puppy-agility kunnen al op jongere leeftijd worden gedaan. Gehoorzaamheid, nosework, rally-toko, showtrainingen – al deze kunnen als puppy worden gestart, mits de trainingen zijn aangepast aan het uithoudingsvermogen van de puppy. Het is aan te raden om het leervermogen en de nieuwsgierigheid van de puppy vroeg te benutten, omdat het dan natuurlijk is om nieuwe dingen op te nemen. Het belangrijkste is dat de hobby niet te serieus wordt – de puppy moet puppy kunnen zijn en plezier hebben, ook tijdens het "trainen".
Alles gaat in de mond – dit is zo waar bij puppy's! Steentjes, stokjes, bladeren, peuken, alle schatten. Allereerst: ruim thuis en op de vloer op wat je niet wilt dat de puppy opeet. Oefen buiten met loslaten (laat-commando) zodat je de gevaarlijkste vondsten kunt voorkomen. De beste methode met een kleine puppy is praktisch gezien controle aan de lijn en de aandacht ergens anders op richten. Dus als je iets op de grond ziet dat de puppy wil pakken, prijs hem dan alvast en bied een snoepje aan voordat hij iets kan grijpen. Als hij toch iets in zijn mond krijgt, probeer het dan te ruilen voor een snoepje – vaak laat de puppy het vallen als hij de lekkernij ruikt. Ga niet wild achter de puppy aanrennen of met geweld zijn mond open trekken (hoewel als het iets levensgevaarlijks is, moet je het er natuurlijk uit halen). Te veel achter hem aanrennen kan het voor de puppy een leuk “vangspel” maken, waardoor hij de volgende keer expres iets pakt en ervandoor rent omdat hij weet dat jij reageert. Probeer dus neutraal te blijven: “ruilen we, wil je liever een snoepje?”. Met de tijd ontwikkelt het laat/los-commando zich en kun je het gebruiken om veel situaties te voorkomen. Het is ook belangrijk dat de puppy tijdens het uitlaten niet te verveeld is – houd zijn aandacht bij jou en bij speeltjes/snoepjes, zodat het snuffelen aan de grond afneemt. Maar eerlijk gezegd, elke puppy eet en kauwt op dingen, dat is normaal. Zorg er alleen voor dat hij niets giftigs of gevaarlijk scherps/groots kan eten. Een klein steentje of klodder aarde zal waarschijnlijk geen kwaad doen, maar bijvoorbeeld grind of hondenpoep (hygiëne) moet je voorkomen.
Het is aan te raden om een puppy al te socialiseren op verschillende plekken voordat de vaccinatiebescherming volledig is, mits je gezond verstand gebruikt. Hondenparken zijn tijdens de puppyperiode een beetje te wilde plekken waar de risico's (ziekten, slechte ervaringen) de voordelen kunnen overschrijden. Dus ik raad niet aan om een 8- tot 14 weken oude puppy mee te nemen naar een groot openbaar hondenpark waar dagelijks tientallen onbekende honden komen. Daarentegen kun je wel naar verschillende hondenevenementen (shows, puppymeetings, enz.) gaan om te kijken, zolang de puppy zich niet bevindt op een plek met veel hondenpoep en zolang hij niet aan de plasjes van andere honden likt. Bijvoorbeeld aan een matchshow (een speelse hondenshow) kan vaak al een puppy meedoen die de eerste vaccinaties heeft gehad – controleer de regels van het evenement. Beheerde puppy-speelscholen worden binnen gehouden (bijvoorbeeld in hondenschoolruimtes), waar van deelnemers minimaal één vaccinatie wordt vereist – hierbij zijn de risico's klein en de voordelen groot. Kortom: gebruik je eigen oordeel. Bijvoorbeeld in een hondvriendelijk café of bouwmarkt kun je een kleine puppy op schoot meenemen om te zitten, en zo krijgt hij een mooie ervaring met nieuwe omgevingen zonder dat een vreemde hond hem zelfs maar aanraakt. Het belangrijkste is socialiseren, maar dan wel veilig.
Dit raakt het onderwerp beweging: lange wandelingen horen niet bij het programma van een jonge pup. Toch kunnen veel pups rond de 6 maanden al meerdere kilometers rustig wandelen, zolang het tempo bij hen past. Meestal zou ik zwaardere inspanningen zoals fietsen, hardlopen, springen bij agility of dergelijke pas rond de 12 maanden aanraden. Maar de lengte van wandelingen kan met de leeftijd week na week worden uitgebreid. Vergeet alleen niet de pup te observeren: als hij vaak stopt, buiten adem raakt of wil liggen, is hij moe. Dan is het tijd voor een pauze of om naar huis te gaan. Om groeigerelateerde gewrichtsproblemen te voorkomen is het goed om herhaaldelijk rennen op asfalt voor lange periodes te vermijden. Wissel ondergronden af, houd het tempo rustig, en laat de pup ook vrij joggen (op een zachte ondergrond) voor een deel van de tijd, dat is een natuurlijkere beweging dan naast je aan de lijn lopen. Let op: Sommige rassen (bijv. kortsnuitigen) verdragen fysieke inspanning niet op dezelfde manier – wees vooral voorzichtig met hitte, zodat de pup niet oververhit raakt. Neem altijd water mee voor wandelingen langer dan 15 minuten. Als je hardloopt, kun je je hond vanaf ongeveer 8–10 maanden met korte stukjes aan de lijn laten wennen aan rennen, maar een echte loopmaat wordt hij pas als het skelet versterkt is. De volwassenheid van de hond is te zien aan de schofthoogte: als de hond zijn volwassen lengte heeft bereikt, zijn de botten grotendeels gegroeid. Daarna versterkt de spiermassa nog. Vaak is 1 jaar een goede grens om wandelingen te verlengen, maar je kunt al eerder beginnen met wennen. Bij alle beweging geldt: de hond is een individu: een bordercollie kan al op 10 maanden lange tochten aan, terwijl een mastiffpup zelfs op eenjarige leeftijd nog een trage slenteraar kan zijn. Luister naar je hond.
Sommige puppy's blaffen gevoeliger dan anderen. Blaffen is voor een hond een natuurlijke vorm van communicatie, maar kan bij overmatig voorkomen een probleem worden. Een puppy kan bijvoorbeeld blaffen tijdens het spelen (opwinding), uit frustratie (bijvoorbeeld als hij ergens niet bij kan), uit angst of wanneer hij iets nieuws opmerkt (deurbel, voorbijganger). De eerste stap is uit te zoeken waarom de puppy blaft. Als hij bijvoorbeeld blaft om aandacht te krijgen, probeer dan niet te reageren op het blaffen – schreeuw niet "stil" (de puppy kan denken dat je meeblaft), maar draai liever je rug toe of verlaat even de ruimte. Beloon de puppy wanneer hij even stil is, zelfs al is het maar een halve seconde in het begin, en bied daarna een taak aan (speeltje o.i.d.). Als de puppy buiten uit angst blaft voor iets, straf hem dan niet – dat zou hem alleen maar banger maken. Ga in plaats daarvan iets verder van het object vandaan, prijs en beloon de puppy wanneer hij stil is en bijvoorbeeld naar jou kijkt. Bouw dit geleidelijk op. Blaffen bij alleen zijn: Dit is een teken van verlatingsangst of verveling – zie de sectie over alleen zijn voor tips. Indien nodig, maak een video van de hond wanneer hij alleen is om te bepalen of hij continu blaft of slechts kort. Speel- en aandachtblaf is op zich onschuldig, maar kan een probleem worden als de puppy leert dat hij altijd krijgt wat hij wil door te blaffen. Probeer daarom consequent onnodig blaffen niet te versterken. Bijvoorbeeld, als de puppy op de bank naar je blaft omdat hij wil spelen – wacht tot hij even stil is, prijs hem dan en begin met spelen. Zo leert hij dat stilte beter werkt. Geduld is belangrijk: raak niet gefrustreerd, het blaffen van een puppy is geen "ongehoorzaamheid" maar zijn manier van communiceren. Het is jouw taak om hem te leren wanneer blaffen acceptabel is (bijvoorbeeld waakgedrag als je dat wilt) en wanneer niet, en om alternatieven te bieden (bijvoorbeeld kom vragen om te spelen door een speeltje te brengen, niet blaffen). Als het blaffen erg intens is en moeilijk te beheersen, vraag dan hulp aan een trainer. Vergeet ook niet dat sommige rassen genetisch erg gevoelig zijn voor blaffen – met hen zul je meer moeite moeten doen in de training.
Als je een ras hebt dat getrimd wordt (bijv. poedel, terriërs voor pluktrimmen, spaniels), kan de puppy al op jonge leeftijd, bijvoorbeeld op 3–4 maanden, gewenningstraining krijgen bij de trimsalon. Veel trimmers bieden een zogenaamd puppypakket aan, waarbij nog geen grote knipbeurt wordt gedaan, maar wordt geoefend met staan op de tafel, föhnen, het behandelen van de poten, enzovoort. Dit is zeer aan te raden, omdat ervaringen met de trimmer als puppy toekomstige trimbeurten aanzienlijk vergemakkelijken. De behoefte aan vachtverzorging hangt af van het ras – bijvoorbeeld een poedel moet elke 6–8 weken getrimd worden gedurende het hele leven, dus begin op tijd. Honden die voor shows worden voorbereid, worden vaak al voor de leeftijd van 6 maanden voor het eerst getrimd. Vraag de fokker of de rasvereniging om tips over goede trimmers in jouw regio, en geef bij het maken van een afspraak aan dat het om een puppy gaat die voor het eerst komt, zodat ze extra tijd en geduld kunnen inplannen. Neem veel lekkernijen mee waarmee de trimmer (of jij) de puppy tijdens de behandeling kan belonen.
Misschien verrassend, maar ja – velen herkennen dit gevoel in de eerste weken met een puppy. Of we het nu "de spijtige dagen van de puppyeigenaar" noemen of puppy blues, het is vrij algemeen. Slaaptekort, de last van verantwoordelijkheid en de uitdagingen van het puppyleven kunnen de stemming drukken en verlangen naar het zorgeloze leven zonder hond. Dit betekent niet dat je niet van je puppy houdt – gevoelens kunnen gewoon verward raken door een grote levensverandering. Meer dan 40% van de hondenbezitters heeft volgens onderzoek sterke negatieve gevoelens ervaren in de puppyfase. Houd in gedachten dat deze fase tijdelijk is. Naarmate de puppy groeit en het dagelijks leven routine krijgt, verdwijnen de negatieve gevoelens meestal. Velen beschrijven dat er na slechts een paar maanden een goede band met de hond is gevormd en gedachten aan afstand doen of dergelijke verdwijnen. Als je echter voortdurend diepe angst of woede jegens de puppy voelt, zoek dan hulp – praat bijvoorbeeld met een ervaren hondenbezitter of indien nodig met een professional (therapeut, trainer). Gebruik nooit geweld om frustratie op de puppy te uiten. Rust uit, vraag om hulp, neem tijd voor jezelf. Het kan helpen om een lijst met voor- en nadelen te maken: je ziet dat de voordelen (de liefde van de puppy, gezamenlijke vreugde) waarschijnlijk uiteindelijk zwaarder wegen dan de nadelen (plassen op het tapijt). Kortom: ja, het is normaal om je beslissing in twijfel te trekken als je moe bent. Maar vertrouw op het proces – binnenkort zul je merken dat je je hond voor niets ter wereld zou willen ruilen.
Fysiek is een hond een pup tot ongeveer 6–7 maanden oud, waarna de adolescentiefase begint. De mentale "puppytijd" duurt bij veel rassen ongeveer 1–1,5 jaar; bij grotere rassen wordt volwassenheid pas bereikt rond 2–3 jaar. Over het algemeen kan worden gezegd dat het eerste jaar de meest intensieve periode van leren en groeien is. Daarna wordt de hond meestal wat rustiger. Natuurlijk blijft leren levenslang doorgaan, maar de basis wordt als pup gelegd. Sommige eigenschappen (zoals speelsheid) blijven het hele leven, andere (zoals eindeloos ravotten) verdwijnen met de leeftijd. Geniet dus van de puppytijd, die is uniek, maar onthoud ook dat die niet eeuwig duurt.
Huisdierenverzekering wordt sterk aanbevolen, hoewel niet verplicht. Dierenartskosten kunnen in Finland oplopen tot duizenden euro's, bijvoorbeeld bij een ongeluk of ziekte die een operatie vereist. De prijs van de verzekering bedraagt meestal enkele honderden euro's per jaar en geeft gemoedsrust, omdat u uw hond op de best mogelijke manier kunt verzorgen als er iets gebeurt. Veel fokkers hebben voor hun nest een uitgebreide verzekering die de eerste weken geldig is, die de nieuwe eigenaar desgewenst op eigen naam kan voortzetten (vraag de fokker/verzekeringsmaatschappij). Het is aan te raden de verzekering af te sluiten voordat u met de hond naar de dierenarts gaat voor vaccinaties – dan worden meestal ook eventuele verborgen gebreken vergoed. Vergelijk verschillende maatschappijen en kies het juiste niveau (basisdekking of uitgebreid, waarbij ook ziektekosten zoals allergieën worden vergoed). De verzekering dekt natuurlijk geen preventie: de beste "verzekering" is goed voor de hond zorgen, ongelukken voorkomen en de gezondheid bewaken, maar toch is niet alles te voorkomen en dan biedt financiële zekerheid ook rust voor uzelf.
Gratis verzending voor alle 99 € bestellingen